[Liefde, Evert de (3)]
LIEFDE (Evert de), (3), ged. 21 Sept. 1653 te Rotterdam, gest. aldaar 18 Aug. 1724, was een zoon van Cornelis de Liefde en Maria Hendriks v.d. Lit (kol. 767). In 1671 werd hij benoemd tot luitenant bij zijn vader; als commandeur van een snaauw vergezelde hij in 1674 de Ruyter op zijn tocht naar Martinique, in 1675 veroverde hij een duinkerker kaper en in 1677, behoorende tot een smaldeel onder bevel van zijn vader, dwong hij eveneens een duinkerker fregat tot overgave. In 1688 was hij bij de vloot, die Willem III naar Engeland bracht. 28 Maart 1690 op den tocht van den vice-admiraal Almonde naar Spanje verloor hij door storm zijn schip De Ridderschap bij kaap Finistère. Dapper gedroeg hij zich 29 Mei 1692 in den zeestrijd tegen de Franschen bij La Hogue, waarin zijn schip De zeven Provinciën zwaar geteisterd werd. In 1694 behoorde hij bij de vereenigde engelschspaansch-nederlandsche vloot, die Barcelona bezette; aan hem als bevelhebber van een klein smaldeel werd in 1696 opgedragen S. Martin te bombardeeren evenals Sables d'Olonne. In 1699 vroeg en verkreeg hij ontslag uit den dienst. Dat deze ontslagname in verband zou staan met de benoeming tot schout-bij-nacht van Pieterson, in 1697, waardoor hij zich gepasseerd achtte, is niet onmogelijk, doch het feit, dat hij daarna nog twee jaar kapitein is gebleven, maakt dit niet waarschijnlijk.
Zie: Rott. Historiebl. II, 595, 596, 597, 598; de Jonge, Ned. Zeewezen, II, 657 (waar zijn vader ten onrechte Pieter wordt genoemd), 665; III, 233, 305, 425, 486-488, 549; IV, 763.
Moquette