[Liefde, Evert de (1)]
LIEFDE (Evert de) (1), of van Wevelinckhoven, geb. te Rotterdam, begr. aldaar 8 Oct. 1652, was een zoon van Henrick Jansz. van Wevelinckhoven, alias Stalpen Geertgen Everts. Zijn vader was schipper op Spanje en de Middellandsche Zee, tevens koopman. Waarschijnlijk heeft Evert zelf ook eerst ter koopvaardij gevaren op het schip De Liefde, waaraan hij zijn toenaam heeft ontleend, die met eer bekend geworden is in de geschiedenis van het ned. zeewezen door de krijgsverrichtingen van zijn zonen en kleinzonen. In Maart 1627 werd hij aangesteld tot equipagemeester van de admiraliteit van de Maas te Rotterdam, welke betrekking hij tot zijn dood vervuld heeft. Hij trouwde 2 Oct. 1612 te Rotterdam met Maertge Sieren. Van zijn acht zonen hebben ten minste zes ter zee gevaren; van den achtsten slechts is niets met zekerheid bekend. Den oudsten Hendrick treffen wij o.a. aan op het schip van den bekenden zeevaarder David Pietersz. de Vries van Hoorn, dat 24 Mei 1632 van Texel uitvoer om naar Nieuw-Nederland te stevenen. Waarschijnlijk is deze zoon op een zijner reizen vóór 1646 overleden. Sier (zie hierna), Cornelis (zie hiervoor) en Jan (zie hierna) hebben het land gewichtige diensten ter zee bewezen. Evert (zie hierna) speelde een rol in O.-I., Adriaen, die kreupel was, werd zijn vader als hulp op 's lands werf toegevoegd en Marcelis was in 1652 en bij zijn dood in 1653 commandeur op een brander. Van Pieter, die op jeugdigen leeftijd overleden is, blijkt het beroep niet.
Zie voor het geslacht ‘de Liefde’: Rott. Historieblad. III, 468-495 met enkele onjuistheden omtrent de oudste leden van dit geslacht; Rott. Jaarb. 2de reeks I, 89 vlg.; de Jonge, Ned. Zeewezen II, 429 vlg. noot.
Moquette