moeden, dat er verband bestaat tusschen deze zaak en het verkoopen, drie jaar later, van het huis Biljoen aan Roelof van Lennep, die van den hertog reeds in 1529 Oud-Keppel gekregen had en in 1531 tot diens huishofmeester benoemd werd. Nog verschillende keeren komt de naam van dezen Roelof voor, dien we als drost te Middelaar op het laatstgenoemd jaar vermeld vinden (in Kron. Hist. Gen. 1861, 106). Verder als hofmeester (nogmaals in 1538); bij de regeling van het bestuur te Harderwijk in hetzelfde jaar (Kron. Hist. Gen. 1861, 111; vgl. ook Tadama); als getuige in eene schepenakte (1542). Iets gewichtiger is zijne rol in 1539, waar hij vermeld wordt onder degenen, die een landdag te Arnhem bijwonen, en wel als een der leden van de ridderschap van de Veluwe; en ook in 1540 als gedeputeerde tot de schatting. Drie jaar later zien we hem genoemd onder de vertegenwoordigers der standen, die door Willem van Gulik werden ontslagen van den eed van trouw, hem gedaan. Zijn naam komt dan nog voor op de eerste Riddercedul van het Hof. Nog wordt hij geldersch leenman genoemd in het leenregister der Baronie van Lahr en Lathum, doch in 1546 is hij dood.
Zeer belangrijk was dus zijn rol niet geweest, sinds hertog Karel hem (kort vóór of in 1527) uit Drente had teruggeroepen.
Zijn zoon Carel, na hem heer van Biljoen geworden en verder burgemeester van Arnhem, en geh. 1o. met Martha van der Lawijck en 2o. met de reeds in 1567 weduwe geworden Cunera van der Lawijck, (overl. 1604), dochter van Ernst en Hessel Martena's dochter, Jella, (overl. 1560) was geboren uit het in 1528 gesloten huwelijk met Johanna de Cock van Neerijnen, dochter van Gijsbert en Johanna van Heemskerck.
Uit dat huwelijk is ook een dochter Elisabeth geboren, die optreedt als lid van een in Bommel opgerichte vereeniging, de Sinte Cecilia zusterschap, een damesetensgild, en die gehuwd was (1548) (?) met Dirk van Malburg, sinds 1555 lid van de Ridderschap v. Nijmegen. Ook nog eene andere dochter, Joanna of Johanna, vinden we vermeld, gehuwd met Jacob Spierinck toe Wijckenstein (Nav. XIII, 529). Bij het huwelijk van Roelof wordt als een zijner huwelijksvrienden genoemd, Evert van Lennep, die baljuw van Naarden en Gooiland was en drost van Muiden en later, van 1514 af, van Elten en kort vóór of in 1530 schijnt overleden te zijn. Deze Roelof moet niet verward worden met een gelijknamigen en gelijktijdigen zoon van Wolter, vermoedelijk den gerichtsman van Salland (1491) en te Hardenberg (1499) en echtgenoot van Mechtelt van Steenwijk, die land koopt van het klooster Agnetenberg bij Zwolle, leen van die van Steenwijk en door den Hertog van Gelre beleend wordt met Lutteschaar en Coevorden (18 Mei 1534).
Litt. Vgl., behalve de kronieken van den tijd, Ubbo Emmius (720); Pontanus; Slichtenhorst; Nijhoff, Gedenkwaardigheden; Teg. staat van Stad en Lande XXX, 308, 326; Wiardi, Ostfr. Gesch. II, 263; Zuidema, Willem Frederici 111, 112, 116; Fahne, Urkundenbuch des Geschlechts Momm (Cöln 1876) I, 347; Alg. Ned. Familieblad 1905, 269, 453; R.W. Tadama, Tijdrekenkundig Reg. van alle Oorkonden in het stedelijk Archief te Zutphen berustend (Zutphen 1854). Zie verder nog: Nav. IV (Bijblad XX); XXXV, 601; XXXVIII, 352, 478, 597; LII, 333; Ned. Heraut (1889), 24. Doch vóór alles: Frank K. van Lennep,