[Leeuwen, Johannes van]
LEEUWEN (Johannes van), zoon van Matthijs v.L. en Elisabeth Isabelle Verhulst, 23 Mrt. 1806 te Leiden geb. en 20 Dec. 1883 in de Rijp (N. Holl.) overl. Eerst bij 't lager onderwijs werkzaam, studeerde hij later aan de hoogeschool zijner geboortestad in de theologie (ingeschr. Sept. 1824) en werd in 1830 beroepen tot predikant te Vrouwenpolder op Walcheren, vanwaar hij in 1846 als zoodanig naar Colijnsplaat (N. Beveland) vertrok. Hier is de begaafde en veelzijdig ontwikkelde man tot zijn dood werkzaam gebleven.
Behalve preeken en opstellen in theologische tijdschriften heeft men van hem: De diaconie, beschouwd in hare betrekking tot het Armwezen (1842); Bedenkingen op het ontwerp van wet tot ondersteuning van behoeftigen (1846); De Armenwet in haar ontstaan, zin en strekking geschiedkundig toegelicht (1847); Het ontwerp van wet tot ondersteuning der behoeftigen, getoetst aan recht en heil (1847) en De zelfstandigheid der gemeenten; Scheiding van kerk en staat. Grondslagen ter reorganisatie van de Ned. Herv. kerk (1864).
Van Leeuwen was lid van het Zeeuwsch genootschap der Wetenschappen (sed. 1845) en van de leidsche Maatsch. der Letterk. (sed. 1851). Hij was gehuwd, sed. 1833, met Mengina Margaretha Sivert, die hem elf kinderen schonk.
Zie: Levensb. Letterk. 1884, 31; Nagtglas, Levensber. van Zeeuwen, II, 57.
Zuidema