Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 745]
| |
huis te Rotterd’ die zich aldaar in 't midden van de 18e eeuw gevestigd had, en van Aletta Drost. L. was lakenkoopman en wolhandelaar in zijn geboortestad, eerst lid der fa. Baartmans en Ledeboer, na 1813 van de fa. L.V. Ledeboer & zonen. Hij was diaken (1785) later ouderling der Schotsche gemeente, regent van het diaconie-huis dier gemeente; medeoprichter en secretaris van het Ned. Zendelinggenootschap (1797); (zie in dit verband E.F. Kruyf, Gesch. van het Ned. Zendelinggen., register), luitenant van de burgerij (1788); medeoprichter van het Ned. Bijbelgenootschap (1814), van de rotterd. afdeeling van welk genootschap hij eerst secretaris, later voorzitter (tot 1846) was; van de Mij. tot Nut van 't Algemeen was hij bestuurlid, eenige malen voorzitter; regent van het Burgerlijk Gereformeerd Weeshuis (1817); lid der commissie tot beoordeeling van de voortbrengselen van Kunst en Nijverheid te Gent (1820), te Haarlem (1825) (Algem. Kunst- en Letterb. Juli 1820, 55; Mei 1825, 324); lid der centrale commissie inzake de Grieken (1825-28). Met G.K. van Hogendorp stond hij in de jaren 1802-4 in schriftelijke betrekking aangaande plannen van kolonisatie van de Kaap de Goede Hoop. Belangstellend in onderwijsaangelegenheden (hij was o.a. president van de plaatsel. schoolcomm. te Rotterdam) verscheen van zijn hand, anoniem: Iets over de noodzakelijkheid van het godsdienstig onderwijs in de scholen (Rotterd. 1822). Hij huwde 2 Oct. 1787 Anna Christina van den Ende. Van hem en zijn vrouw (die tegelijk met hem tot regentes van het Weeshuis was benoemd) vindt men de geschilderde portretten vermeld bij v. Someren, no. 3167 en 3168. L. was een man van veelzijdige kennis en groote werkzaamheid; milddadig en goed van hart. Zie: A.M. Ledeboer, Bernardus Ledeboer. Een levensschets (familie-uitgave); Leven en Karakter van C.H. graaf Verhuell II, 412. Gewin |
|