door diens overlijden en vestigde hij zich als advocaat te Delft. 18 Aug. 1842 hield hij zijn eerste pleidooi voor het Hof van Holland. Twee jaren later, dus reeds op 25-jarigen leeftijd, werd hij bij K.B. van 20 Aug. 1844 benoemd tot leeraar in de ‘maatschappelijke staathuishoudkunde’ aan de Kon. Academie ter opleiding van burgerlijke ingenieurs enz. te Delft. Hij bleef hieraan verbonden tot 25 Juni 1848; zijn aftreden was noodzakelijk, doordat hij 4 October 1847 lid van den delftschen gemeenteraad was geworden en deze betrekkingen onvereenigbaar waren. Bij K.B. van 22 Januari 1851 werd hij benoemd tot wethouder en ambtenaar van den burgerlijken stand en 1 December 1855 tot burgemeester.
Hij was intusschen 23 Juli 1845 in het huwelijk getreden met Anna Alida Elisabeth van Koetsveld, uit welk huwelijk zeven kinderen werden geboren. Niettegenstaande de kiesgerechtigden hem in Februari 1868 tot hun afgevaardigde bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal hadden gekozen, bleef hij het burgemeesterambt nog 4 jaren vervullen, toen hem bij K.B. van 20 October 1872 e.o. werd verleend. Bij zijn benoeming tot commissaris des Konings 12 Mei 1875 der prov. Drente, nam hij zijn ontslag als kamerlid. Na 10 jaren deze betrekking te hebben bekleed, overleed hij te Assen 27 Mei 1885.
De heer van Kuyk is bovendien in de plaats zijner geboorte nog op verschillend gebied werkzaam geweest. Zoo was hij: plaatsvervangend kantonrechter van 25 Maart 1849-10 October 1856; van 1851-1857 curator van het Gymnasium; in 1863 president van de groote tentoonstelling van voor Nederland belangrijke oudheden en merkwaardigheden in de prov. Zuid-Holland voorhanden of met betrekking tot die provincie elders bewaard, tot Maart 1883 auditeur van rekening der fundatie van de vrijvrouwe van Renswoude, enz.
Ook al door zijn toedoen werd in 1864 te Delft opgericht de Instelling voor taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch Indië, aan wier bloei hij zich steeds zeer veel liet gelegen liggen.
Ook als commissaris des Konings behartigde hij de belangen der provincie Drente. Onder zijn bestuur zijn de veenschappen in waterschappen veranderd, werd besloten tot het overnemen en herstellen der Coevordervaart en is het Stieltjeskanaal gegraven en voltooid. Ook kenmerkte zich zijn bestuur door de aanvankelijke uitvoering van de kanalisatieplannen in 't oosten van Drente en van de tractaten met Duitschland, het oprichten der gemeente Schoonebeek en het aanbrengen van practische verbeteringen in vele gemeenten en takken van bestuur in de provincie.
De Provinciale Drentsche en Asser Courant deelde verder over hem mede in haar nummer van 28 Mei 1885: ‘De hoogere burgerschool te Meppel met driejarigen cursus werd mede door zijn invloed opgericht en bewerkt, dat de hoogere burgerschool te Assen een vijfjarigen cursus verkreeg. De verbindingen der drentsche en friesche wateren, het nieuwe reglement op de wegen en voetpaden en dat op de tramwegen, verschillende straatwegen, verbindingen vormende tusschen gemeenten in Drenthe onderling en met die van naburige provinciën kwamen onder zijn bestuur tot stand of werden aangelegd en voltooid’.
Dat men ook van hoogerhand, zijn kunde op hooge waarde wist te schatten, blijkt o.a. hieruit, dat hem meermalen, doch tevergeefs, de portefeuille van financiën werd aangeboden.
Hij schreef: De broodzetting onnut, schadelijk