studiën en pathologisch-anatomische onderzoekingen. In April 1862 huwde hij met L.J.V.B. Ziegenhirt von Rosenthal. Ongeveer een jaar later ging hij naar Delft, waar hij benoemd was tot geneesheer-directeur van het krankzinnigengesticht St. Joris, maar nauwelijks had hij deze betrekking, waarin hij hoopte zooveel nut te kunnen stichten, omdat hij geheel naar zijn eigene inzichten de behandeling zijner patienten kon regelen, aanvaard, of de ziekte, waaraan hij reeds gedurende langeren tijd lijdende was, nam zoo toe, dat hij verlof moest aanvragen en daarop naar Apeldoorn verhuisde, waar hij echter geen genezing vond.
Bibliographie: Althaus, De aanwending der electriciteit als geneesmiddel enz. Vert. uit het Hoogd.; Het vermogen van zelfbeheersching, een middel om krankzinnigheid te voorkomen of in bedwang te houden. Naar het Engelsch (Zutphen 1861); Eenige gevallen van epilepsie met misvorming van het verlengde merg, in Ned. Tijds. v. Geneesk. 1861, 417; Beschouwingen over de circulatiestoornissen, die bij epileptische lijders kunnen plaats vinden, Ibid. 545; De Gheelkwestie, Ibid. 577; De applicatie van bloedzuigers aan den neus, een middel tot voorkoming van de maniacale vlagen der epileptische lijders, Ibid. 1862, 421.
Zie het levensbericht in het Ned. Tijds. v. Geneesk. 1863, 524.
Simon Thomas