maanden
voor ambachtslieden gehouden. In 1850 werd K. benoemd tot leeraar aan de in dat jaar te Utr. opgerichte Technische school, die tot de oprichting der R.H.B. in 1866 heeft bestaan. ln 1851 werd aan zijn antwoord op een door het Bataafsch genootsch. der Proefonderv. wijsbegeerte te Rotterdam uitgeschreven prijsvraag Over lichtmeters de gouden eerepenning toegekend. In 1854 werd hij tot directeur benoemd van het Meteorologisch Observatorium op Zonnenburg, toen tot een rijksinstelling verheven onder den naam van Koninklijk Meteorologisch Instituut. Op velerlei wijzen was K. te Utrecht nuttig werkzaam. Jaren lang was hij er het meest werkend lid van de Vereeniging ter bevordering van nuttige kennis, in 1850 door hem, in vereeniging met Buys Ballot, Donders, Harting, G.J. Mulder, R. van Rees e.a. opgericht. Voorts was hij te Utrecht lid van den gemeenteraad, voorzitter, van de commissie voor de gasfabriek, lid van de plaatselijke schoolcommissie enz. Eveneens lid van het Prov. Utr. Genootsch. v.K. en W., van het Bataafsch Genootsch. van Proefondervindelijke wijsbegeerte te Rotterdam en van verschillende natuurkundige vereenigingen hier te lande. De laatste jaren van zijn leven was hij blind. Algemeen werd hij geacht als een bekwaam, nuttig en edel mensch.
K. was sedert 1842 gehuwd met Clasina Elisabeth ter Bruggen, die hem een drietal kinderen schonk.
Talrijk zijn de geschriften van Dr. F.W.C. Krecke. Als de voornaamste noemen wij: Beginselen der algemeene natuurkundige aardrijkskunde (1845; 10de dr. herzien door H. Zonder van 1897); Déscription de l'Observatoire météorologique et magnétique à Utrecht (1850); Handboek der algem. natuurk. aardrijkskunde (1853; 5de dr. door zijn bovengenoemden zoon herzien 1887); Handleiding tot de kennis der meteorologie. Voornamelijk voor zelfonderricht (Haarlem, 1867); Hct klimaat van Nederland (1861-63; 2 dln.).
Verder schreef hij een aantal opstellen in het Album der Natuur, in den Almanak der Maatsch. Tot nut van 't Alg., in de Kunst- en Letterbode enz.
Zie: P. van der Burg in Eigen Haard 1882, 529, met portret.
Zuidema