Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 710]
| |
ter. Tot proponent bevorderd, werd hij in 1657 predikant bij den resident der Staten te Brussel en in 1662 bij de herv. gemeente te Sluis in Vlaanderen. IJverig Voetiaan, was hij rechtzinnig in de leer en heftig tegen de vrijzinnige Coccejanen zijner dagen ingenomen. Niettemin was hij een verklaard vijand van formulierdwang, zoodat hij weigerde zich aan de kerkelijke orde te onderwerpen, speciaal in het vieren van feestdagen en het gebruiken der liturgische voorschriften. Voorts ontkende hij de bevoegdheid der wereldsche overheid om in kerkelijke zaken gezag uit te oefenen, waardoor hij zich veel vijanden berokkend heeft. In 1674 werd hij door de Staten uit den predikdienst ontzet wegens gebrek aan eerbied jegens de overheid en in 't bijzonder, omdat hij weigerde zich van de formulieren en formuliergebeden te bedienen. Sedert leidde hij een zwervend leven, nu hier, dan daar predikende, doch meest verblijf houdende te Utrecht en te Amsterdam. Over zijn verblijf in Amsterdam en zijn beroep naar Noord-Amerika publiceerde Dr. A. Eekhof een uitvoerige studie, waarin vele tot heden onbekende feiten worden vermeld; zie: Ned. Archief van Kerkgesch. N.S., X (1913), 289-327; XI (1914), 13-40. ‘Bezield met liefde voor de kerk en voor het evangelie, streed Koelman met open vizier voor zijn persoonlijke overtuiging. Onvermoeid was hij werkzaam, zoowel als herder en leeraar zijner gemeente als voor de wetenschap’. In 't bijzonder voerde hij strijd tegen de Labadie en de Labadisten, tegen de Sabbatsmannen en tegen Descartes en Balthasar Bekker. Toen deze laatste in 1691 zijn Betooverde Wereld in 't licht gezonden had, diende Koelman, aan het hoofd van anderen, daartegen bij de amsterdamsche regeering een request in. Van zijn vele geschriften noemen wij: Zelfonderzoek, of regelen waarnaar een ieder zich zelf dagelijks heeft te onderzoeken (1676); Beschouwingen over den toestand der Nederl. kerk (1678); De praktijk des Sabbaths, of dadelijke heiliging van den Christelijken rustdag (1682); Historisch verhaal over de Scheuring der Labadisten enz. (1683); Formeele protestatie enz. (1683); Der Labadisten dwaling ontdekt en wederlegd (1684); Het vergift van de Cartesiaansche philosophie enz. (1692); Het ambt en de pligtenvan Ouderlingen en Diakenen (1694) en Wederlegging van Balth. Bekkers Betooverde wereld (1694). Voorts een opvoedkundig werk: De pligten der ouders om hunne kinderen voor God op te voeden. Met 20 voorbeelden van godzalige en vroeggestorven kinderen (1679). In dit en andere geschriften bestreed Koelman de sleur in het werk der opvoeding en gaf hij voorschriften voor een verbeterd onderwijs. Verder vertaalde hij, als bewonderaar van het engelsche ascetisme van zijn tijd, vele geschriften over dat onderwerp uit het engelsch in het nederlandsch. 's Mans portret, door J. Luyken en door J. Boekholt gegraveerd, vindt men in Zelandia Illustrata I, 151, en II, 482. Zie: Glasius, Godgel. Nederland, in voce; Navorscher IV (1854), 34; A.F. Krull, Jac. Koeleman, Kerkhist. studie (1901), en W.P.C. Knuttel, Balth. Bekker, de bestrijder van het bijgeloof (1906), passim. doch vooral 260 e.v. Zuidema |
|