licht: De zelfstandigheid der politie verdedigd (1850). In 1852 zag hij zich benoemd tot voorzitter der commissie, ingesteld om den minister Nedermeyer van Rosenthal in te lichten omtrent een behoorlijke regeling der rijkspolitie.
Daar het zich tegen 't eind van 1850 liet aanzien, dat de betrekking van directeur van politie zou worden opgeheven, stelde Mr. Provó Kluit zich beschikbaar voor het lidmaatschap der Tweede Kamer Stat.-Gen.; hij werd als zoodanig door het kiesdistrict Amsterdam benoemd en bekleedde die betrekking nagenoeg drie jaar, n.l. tot Mei 1853. In laatstgenoemd jaar tot burgemeestervan Amsterdam benoemd, als opvolger van van Reenen, zei hij de parlementaire loopbaan toen vaarwel. Zeven maanden later, nog in het zelfde jaar, werd hij tot lid van den Hoogen Raad der Nederlanden benoemd, een betrekking die hij tot zijn dood met veel bekwaamheid en toewijding heeft vervuld.
Mr. H. Provó Kluit was sedert 1839 gehuwd met Alida Christina Assink, die hem vijf kinderen schonk, 3 zoons en 2 dochters.
Zie: Hand. Letterk. 1861, 11.
Zuidema