[Kappeyne, David Fiers]
KAPPEYNE (David Fiers), geb. te Middelburg 20 Apr. 1719, overl. ald. 1773. Hij was de zoon van Pieter Kappeyne, muntmeester van Zeeland van 1721-1752, en van Maria Fiers. De stad Middelburg kocht in 1735 van Pieter Kappeyne zijn huisje en hof, genaamd ‘Belvédère’ op het Molenwater. De afbraak van dit huis bracht bij verkoop £ 63 op. Voor aanleg van den Zuidsingel moest dit genaast worden. Pieter Kappeyne had op last van thesauriers en bewindhebbers der Oost-Ind. Comp. een bestek gemaakt, 13 Mei 1717, van ‘de treckdijk, streckende van den Capitalen dijck tot aan het Lootsmanshooft voor het kasteel van Rammekens.’
In 1731 kwam David op de latijnsche school te Middelburg en promoveerde van daar 1735, naar de leidsche hoogeschool waar hij in de rechten studeerde. In 1741 verdedigde hij twee dissertatiën: An et quatenus jus gentium a jure naturae differt en De solvendo Matrimonio. Hij vestigde zich als advocaat in 's Gravenhage waar hij tot 1745 werkzaam bleef, daarna te Middelburg. 26 Febr. 1757 werd hij ald. tot tweeden pensionaris der stad benoemd, later tot eersten en bleef dit tot zijn overlijden. Zijne jaarwedde werd tot 26 Febr. 1774 uitbetaald, het laatst aan Johannes Jacobus Kappeyne, kiezer van Middelburg van 1762 tot zijn overlijden 1787. In de stadsrekening van Middelburg 1768 werden genoemd de onkosten betaald aan Jacob van Citters, Daniel Tulleken en David Fiers Kappeyne als gedeputeerden naar den Prins en Prinses van Oranje £ 116:13:4. Blijkbaar was David de hoofdpersoon bij deze deputatie, want in 1770 wordt hij weder, maar nu met P. van Visvliet en Evertsen als commissie naar den Prins en Prinses van Oranje gezonden, waarvoor £ 85:14:4 werd betaald; doch dit bleek veel te weinig te zijn en in den Haag gekomen zaten de heeren in geldnood. Van Visvliet stapte naar het bekende bankiers kantoor te 's Gravenhage, Molière & Zonen en daar werd bijgepast £ 89:18:2 ‘tot betalinge van diverse onkosten in de kraamkamer van hare Koninklijke Hoogheid Mevrouw de prinses van Oranje’. Bij den doop van den erfstadhouder werd wederom Kappeyne met Evertsen en Le Sage gedeputeerd. Zij besteedden toen £ 89:13:10 meest voor giften in de kraamkamer en nog £ 89:4 voor andere onkosten.
Hij nam het wapen aan zijner moeder Fiers: in zwart een gouden keper, vergezeld boven van 2 gouden sterren, beneden van een groen klaverblad, waarmede later de familie Kappeyne van de Coppello deelde.