[Kanter, Bartholomeus Philippus de]
KANTER (Bartholomeus Philippus de), geb. te Aardenburg, 10 Febr. 1805, overl. te 's Cravenhage 4 Apr. 1865, zoon van Elisa en Mariale Grand, kwam eerst op het kantoor van J. Blindenbach die later burgemeester van Aardenburg was. Hij kwam 1822 op het registratiekantoor te Oostburg en werd 1829 geplaatst bij het Min. van Financiën te 's Gravenhage, op gunstig rapport van den Inspecteur-Generaal der registratie, die op zijn inspectiereis hem leerde kennen en zeer met hem ingenomen was. Zijn nederigheid en eenvoud benevens aangeboren schuwheid maakten dat hij jaren lang klerk bleef. In 1858 werd hij tot commies bevorderd. Hij was zoowel dichter als goed prozaschrijver. Zijn werk komt voor in: Nederlandsche Volks- Almanak voor 1852, Bij het beschouwen van het spiegelwapen des oorlogsschips ‘The Royal Charles’; Cats op Zorgvliet in Almanak voor het Schoone en goede onder redactie van Mevrouw Bosboom-Toussaint 1856; De vijfde Juny 1848 in Vergeet-mij-niet, Muzen Almanak voor 1849; Aurora voor 1863; Gedichten ('s Gravenhage 1838); Herinneringen aan een reisje naar en verblijf te Heeze in 1842 in Tijdschrift ‘Europa’ 1848; H.W. Longfellow, Evangeline, vertaalde hij (Haarlem 1856),
Van zijne gedichten zijn verscheidene in vreemde talen overgebracht. Hecker vertaalde in het Latijn Aan den slaap; F.L.A. de Jagher in het Fransch De Dom van Keulen; S. de Visser in het Duitsch Zeebad. Hij werd in 1854 tot lid der Nederl. Maatschappij van Letterkunde benoemd. Hij overleed ongehuwd.
Zie: Levensb. Letterk. 1866, 115.
de Waal