lid van den raad in 1803; hij bleef in functie tot zijn overlijden. Hij teekende hoofdzakelijk in waterkleuren en O.I. inkt; talloos zijn de gezichten door hem, met groote getrouwheid en merkwaardige kunstvaardigheid, in Nijmegen en haar omstreken geteekend. In de etskunst ingewijd door Ant. van den Bosch (1 kol. 430) leverde hij ook daarin niet onverdienstelijk werk. In 1801 werd aan Hoogers door de Mij. Felix Meritis te Amsterdam de gouden medaille toegekend, voor een hollandsch landschap bij zonsopgang. Hij was lid van het nog steeds bloeiende arnhemsche genootschap ‘Prodesse conamur’, waarvoor hij eenmaal een lezing hield over de harmonie in de schilderkunst. Twee van Hoogers mooiste teekeningen, beide gezichten op den nijmeegschen burcht, zijn op koper gegraveerd door den Duitscher E. Thelott. ‘Wegens de dedicatie dier uitmuntende kunstplaten’ besloot de raad 23 Juli 1806 zijn medelid Hoogers te vereeren met een zilveren schenkbord ter waarde van op de ƒ 100, versierd met het stadwapen. Er bestaan van Hoogers twee zeer zeldzame drukwerkjes, die nooit in den handel geweest zijn: Verhandeling over de noodzakelijkheid der voorlezingen ter verkryging van kundigheid, en over het behouden van de ambten en gildens in de stad Nijmegen, voorgeleezen in eene ordinaire vergadering van het Genootschap onder de zinspreuk ‘Voorbeelden Trekken’, den 4 May 1795, het eerste jaar der Bataafsche Vrijheid (z.j. of pl.); Conceptplan van de volksoproeping tot verkiezing van vertegenwoordigers des volks van Nijmegen. Gedrukt voor rekening van het Vaderlandsche Genootschap onder de zinspreuk ‘Voorbeelden Trekken’. (Nijm. z.j.).
Zie: Kramm; Immerzeel; Alg. Konsten Letterbode 1815, I, 105.
van Schevichaven