Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 587]
| |
1595, Jezuïet 19 Sept. 1613, priester 1626, gest. 3 Dec. 1638 te Leeuwarden. In Aug. 1626 vertrok hij naar de noordelijke Nederlanden, doch werd te Vlissingen door verraad gegrepen en herkreeg eerst na 3 maanden, bij uitwisseling van krijgsgevangenen, de vrijheid. Een tweede reis, in de lente van 1627 ondernomen, slaagde beter en bracht hem behouden te Leeuwarden. Met onvermoeiden ijver, met kloeken moed en gunstig gevolg was v.d.H. ruim elf jaren in Leeuwarden en omstreken werkzaam, zoodat hij met recht ‘apostel van Friesland’ kon geheeten worden. Zijn bescheidenheid was zoo groot, dat, waar hij de verrichtingen der Jezuïeten verhalend de zijne niet kon overslaan, hij over zich zelf spreekt met het vage ‘een der onsen.’ De reden, dat zijn naam niet voorkomt, in ‘Imago primi saeculi’ is gelegen in de vrees, dat daardoor de Jezuïetische werkzaamheid bij de andersdenkenden in Friesland kon bekend worden. Brieven tot hem gericht waren geadresseerd aan ‘heer Willibrort Geeraertsen’. Vooral toen in 1636 ons land en inzonderheid Friesland door de pest werd geteisterd, blonk de zielenijver van v.d.H. schitterend uit. Om te voorkomen, dat geen katholiek zonder van de laatste H. Sacramenten voorzien te zijn, ten grave zou dalen, werden in de verschillende stadswijken personen aangesteld om v.d.H. bijtijds te waarschuwen, vooral, omdat andere priesters zich aan hun plicht onttrokken. Aldus heeft hij in 1636 aan 180 pestlijders de H. Sacramenten toegediend, waaronder eenigen, die zich op hun ziekbed van calvinist tot roomsch bekeerden, overgehaald door het woord en het voorbeeld van den pater. V.d.H. zelf werd eenigen tijd na deze ziekteperiode zoo hevig ongesteld, dat hij te Dokkum herstel van krachten moest gaan zoeken (1637). Maar de pijnlijke geneeskundige behandeling mocht hem niet baten, hij bleef tot den zielenarbeid onbekwaam en kon nog alleen, op zijn ziekbed, aanteekeningen maken over de geschiedenis der friesche missie. Zijn stoffelijk overschot werd, volgens gebruik, naar Ameland vervoerd en aldaar in 't Clemenskerkje begraven. Zijn Verhael van de Verrigtingen der jesuieten in Friesland, van veel belang voor de kennis der toenmalige tijdsomstandigheden, is in 1842 door Dr. H. Amersfoordt en Mr. U.A. Evertsz uitgegeven. Hun aanteekeningen zijn, wegens hun onbekendheid met de inrichting der Societeit van Jezus, op vele punten onbetrouwbaar. Zie: C. Sommervogel, Bibliothèque d.l. Comp. de Jésus (Bruxelles 1890) IV, 360; Arch. Bisd. Utrecht III, 333; VI, 228; De Wachter 1873, II, 100, en het werk van van der Heyden zelf. Derks |
|