[Heyden, Nicolaas van der]
HEYDEN (Nicolaas van der), geb. te Gorinchem 1640, gest. te Amsterdam en aldaar 13 Maart 1682 in de Oude-zijds-Kapel begraven, een jongere broeder van Jan (1), (kol. 584), was oorspronkelijk zijdelakenwinkelier en grijnwerker, doch werkte vervolgens met zijn broeder in diens uitvindingen samen. Tegelijk met dezen werd hij dan ook, 15 Nov. 1673, tot brandmeester benoemd, terwijl hij reeds eenige maanden vroeger, Juli 1673, door de amsterdamsche regeering met het toezicht op de fortificatie-werken, de sluizen en den reinigingsdienst was belast. Gezamenlijk met zijn broeder, dreef hij den handel in brandspuiten; het door hem beheerd magazijn was de laatste jaren van zijn leven gevestigd in de Nieuwe Teertuinen in de Roode Galei. Het is te betreuren dat de verhouding tusschen de beide broeders te wenschen overliet; herhaaldelijk moesten geschillen tusschen hen worden bijgelegd. Nog drie jaren na den dood van Nicolaas beklaagde Jan zich dat de uitvinding der brandspuiten eerst na het optreden van zijn zoon Jan den jonge tot meerdere volmaaktheid had kunnen worden gebracht. In de in 1690 uitgegeven Beschrijving is de naam van Nicolaas dan ook niet op den titel vermeld. Niettemin blijft het een feit, dat hij aan de uitvinding deel heeft gehad, en dat hij ook als landmeter en waterbouwkundige zich voor Amsterdam verdienstelijk heeft gemaakt.
Nicolaas van der Heyden is drie malen gehuwd geweest: eerst (Dec. 1664) met Hendrickje Terhiel; daarna met Catharina Verboom (ondertr. 18 Juni 1667 te Rotterdam), die reeds 1 Mei 1668 in de Westerkerk werd begraven; en vervolgens met Catharina Vollenhoven (ondertr. 14 Maart 1670). Uit dit laatste huwelijk overleefden hem twee kinderen.
Zie: Breen in het Elfde Jaarboek van Amstelodamum, 36, 52-56.
Breen