[Helmichius, Johannes]
HELMICHIUS (Johannes), 15 Dec. 1568, in het begin van zijn 32e levensjaar, te Norwich in Engeland gestorven, en daar in de St. Andrews kerk begraven, was de zoon van meester Adriaen Jansz, Helmich of Hellemys van Welle, 1562 raad en commissaris te Utrecht en Gijsberta van Parijs van Lachmondt, en een broer van den hiervoor genoemden Splinter en Wernerus, die volgt.
Volgens een 17e-eeuwsch handschrift in het utrechtsche rijksarchief was hij Magister Artium en zulk een groot geleerde - zoowel theoloog als linguist - dat niet alleen zijn broer Wernerus gaarne verklaarde zeer veel aan hem te danken te hebben gehad, maar dat hij zelfs reeds in zijn eerste jeugd te Lausanne Hebreeuwsch heeft gedoceerd. In de eerste jaren van den opstand heeft hij, onder den schuilnaam Gratianus Corytheus (Johannes = God heeft genade, gratia, betoond; ϰόϱνς = helm), de waalsche en vlaamsche gemeenten in Brabant en Vlaanderen van stad tot stad en dorp tot dorp, zelfs met levensgevaar, bijeengehouden en getroost. Naar het schijnt heeft hij zich vooral voor Gent verdienstelijk gemaakt; want toen hij in het najaar van 1567 uit Norwich - waar hij toen voorganger der waalsche vluchtelingenkerk was en, naar de bovengenoemde bron, tevens Grieksch, Latijn en theologie heeft onderwezen - naar de nederduitsche gemeente te Londen werd beroepen, waren het vooral de uit Gent gevluchte leden dier kerk, die op zijn komst hoopten; en in 1578 leefde hij in die stad in dankbare herinnering, blijkens een brief, nog steeds voort. Dat zijn overtocht van Vlaanderen naar Engeland in Dec. 1567 heeft plaats gehad, zooals ergens wordt vermeld, kan niet juist zijn. Die moet reeds gevallen wezen vóór 21 Oct. van dat jaar. Gehuwd geweest met Copette de Heelt - elders Jebetta genoemd - die later successievelijk nog met twee amsterdamsche burgemeesters is getrouwd geweest en 1611 is overleden, heeft Helmichius geen kinderen nagelaten.
Het komt mij zeer waarschijnlijk voor, dat deze Johan Helmichius identiek is geweest met Jan Micheus. Stierf de eerste vroeg, de laatste was klein en teer van persoon. Stond de eerste in aanzien bij de Gentenaars vooral, de laatste - behalve dat hij bij Antwerpen en bij Brugge heeft gepreekt - is predikant geweest te Gent. Wordt van den eersten vooral zijn kennis geroemd, van den laatsten wordt verteld dat hij meester Micheus heette en Hebreeuwsch, Grieksch, Latijn, Fransch, overlands Vlaamsch, ja zelfs 6 of 7 talen kende en dat zijn prediking te hoog was voor de schare, maar door de ‘geleerdsten en subtylsten’ gaarne werd gevolgd. Ging de eerste waarschijnlijk omstreeks den zomer van 1567 naar Norwich, van den laatste vertelt te Water, dat hij 25 Mrt. van dat jaar in den geuzentempel te Gent het laatste sermoen heeft gehouden. Dat alles; gevoegd bij de overeenkomst