Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3

[Greenwood, Frans]

GREENWOOD (Frans), geb. Rotterdam 17 April 1680, zoon van Francis Greenwood (van engelsche afkomst) en van Anna Glover, was gehuwd met Marie van den Holaart (voor wie in de Ged. van 1719 reeds een lijkdicht is opgenomen). Behalve zijn zoon Kornelis, die volgt, is uit dit huwelijk nog een dochter Anna bekend. Of hij in Rott. koopman geweest is, zooals J. te Winkel beweert (Ontwikkelingsgang III) is wel waarschijnlijk, doch is me nergens uit gebleken, maar in een dichterlijken brief aan Arn. Willis verklaart hij geen onafhankelijke betrekking te hebben. In 1726 kreeg hij te Dordrecht een betrekking bij 's lands gemeene middelen en overl. er 12 Aug. 1761. Hij was een verdienstelijk beoefenaar der miniatuurschilderkunst voor eigen uitspanning en heeft, zooals zijn vriend en tijdgenoot, J.v. Gool, meedeelt ‘het eerst de uitvinding gedaan, om de bekende manier van op glas te etsen, juist andersom te bewerkstelligen’. A. Hoogvliet bezat een bokaal, waarop Gr. op die wijze het portret van Vondel gesneden had. In het Vervolg zijner Gedichten geeft hij (blz. 76-78) eenige ‘Verbeeldingen en bijschriften door hem op wijnkelken met een diamant getekent en beschreven.’ Enkele kelken zijn nog in 't Museum Boijmans te Rott. waarvan één get. met zijn naam en jt. 1742. Ook als dichter verwierf Gr. zich roem en zijn naam is naast dien van zijn vriend J. Zeeus in de geschiedenis der letteren blijven voortleven. Van hem ver-

[p. 497]

schenen: Gedichten (Rott. 1719, opgedr. aan Zeeus) Boere Pinxtervreugt (Rott. 1733, opgedr. aan W. Snellen, een gedicht naar het voorbeeld van Rotgans' Boerekermis); Vervolg van F. Greenwoods Gedichten en Boere Pinxtervreugt (Dordr. 1760). Met J. Zeeus gaf hij een bundel Lijkdichten uit op den dood van zijn moeder A. Glover, die kort na zijn echtgenoote overleed.

Er heeft van Gr. een portret bestaan door Aart Schouman geschilderd met een onderschrift van A. Hoogvliet. Of dit hetzelfde portr. is, als waarvoor Zeeus een onderschrift vervaardigde (zie Ged. (1737) blz. 364) en hetzelfde als dat, wat in het Pan Poëticon geplaatst was, is niet bekend. Behalve een van Schouman waren door M. de Roode nog twee portr. in het P. Poëticon geplaatst, één door zijn zoon Korn. Greenwood en één door Quinkhard, waarbij Nic. Teyssen een lofdicht schreef. Uit een gedicht van D. Smits (Nag. Ged. 254) blijkt, dat er ook een kopergravure van hem bestond.

Zie: Immerzeel Leven van Holl. en Vl. schilders in voce; Kramm, Levens in voce; A.v. Halen's Pan Poëticon verheerlijkt (1773) voorreden xx en 116, 186, 223.

Heeren