[Gouda, Willem van (2)]
GOUDA (Willem van) (2), minderbroeder, geb. te Gouda omstreeks 1540, en gest. te Geertruidenberg 4 Sept. 1573. Volgens Walvis, Beschr. der Stad Gouda, II, 198-200 was zijn eigenlijke naam Guilielmus Foppens Foppensz en heette zijn moeder (in 1573 weduwe) Haasje uit ter Goude. Minderbroeder geworden, studeerde hij te Leuven en werd omstreeks 1565 priester. Na eenige jaren in het klooster van Dordrecht gewoond te hebben, vluchtte hij bij de inneming dezer stad (25 Juni 1572) naar Breda. Toen hij hier een jaar gepredikt had, zou hij naar 's Hertogenbosch vertrekken, doch besloot op verzoek der katholieken van Geertruidenberg eerst voor hen ten afscheid nog eenige preeken te komen houden. Dit berokkende hem den dood. 31 Aug. 1573 werd Geertruidenberg ingenomen, pater Wilhelmus in boeien geslagen en opgesloten bij Jan Vogelsanck, lid van de Bogarden van het kapittel van Zepperen. De predikant Adriaan Cock trachtte hem van zijn geloof afvallig te maken, maar pater Willem diende hem van antwoord. Hij bleef standvastig, ook in zijn laatste uur, richtte van uit den kerker een troostbrief aan zijn moeder en werd opgehangen.
Uitvoerig is de marteldood beschreven door Mr. Aert Swaens van Goerle, deken van Geertruidenberg sinds 1571, in zijn Die martirie ende confessie van broeder Willem vander Gouwe met eigen pagineering gedrukt achter en tegelijk met zijn Een salighe vermaninghe, ('s Hertogenbosch, Jan Schoeffer, 1574); (Verreyt, Het geslacht Schoeffer .... in betrekking tot de boekdrukkunst ('s Grav. 1888) 36-37). Dit verhaal werd door Estius in het Latijn vertaald en in het licht gegeven als Appendix van zijn Historia Martyrum Gorcomiensium (Duaci 1603), 289-302. Sedulius heeft dit letterlijk herdrukt in zijn Historia Seraphica (Antv. 1613), 684-690. De Leidenaar Florentius van Oyen, Historia Passionis Novorum in Germaniae Inferioris provincia constantissimorum Martyrum Ordinis Sancti Francisci ex Observantia (Ingolstadii 1582), 52 noemt den reeds vermelden ‘Joannes Voghelsanck .... huius historiae teutonicus scriptor’. Overigens levert zijn verhaal geen zakelijk verschil, zoo min als dat van Opmeerus, Historia Martyrum Batavicorum (Colon.