ten propoeste dyenende, tot een loff ende prijs ende hoecheyt der princhen graven ende huyse van Hollant.’ Hij beweert ook, dat Cornelius Aurelius voor zijne Divisiekroniek veel ‘getranslateert heeft uut den Latijnen in Duytsch, uut die cronyck, die Wilhelmus van der Gou ghemaect heeft.’ Zijn jongere tijdgenoot Reynerus Snoyus, gest. 1537, zegt in de voorrede op het vijfde boek van zijn werk De rebus Batavicis libri XIII (uitgeg. door Fr. Sweertius in Rerum Belgicarum annales, Francof. 1620) II, 51, dat hij veel uit diens aanteekeningen heeft geput. Eene tweede kroniek van Guillielmus Hermannus de Gouda, getiteld: Hollandiae Gelriaeque bellum, dat den Hollandsch-Gelderschen oorlog in 1504 tot 1508 behandelt, is slechts van geringen omvang. Hij beschrijft daarin de krijgsbedrijven der Gelderschen vooral in 1508, die van uit het door hen bezette Weesp (Mei 1508) en Muiden, Amsterdam en Noord-Holland belaagden. Dit geschriftje is bedoeld als eene historische toelichting van zijn gedicht op het geteisterde Weesp, dat hij bezocht vier dagen nadat het door de Gelderschen (op 24 Januari 1509) was ontruimd. Het is tezamen met het gedicht op Weesp uitgegeven naar twee nu verloren handschriften en naar den amsterdamschen druk van 1517(?) door A. Matthaeus in zijne Veteris aevi analecta, I (Hagae Comitum 1738) 321-354.
Zie: J. Walvis, Beschrijving der stad Gouda, (Gouda 1713), 239-244; Erasmi Opus epistolarum, ed. P.S. Allen, I (Oxford 1906), 128; Fruin, Verspr. Geschr. VIII, 226 vlg. 274, 280 vlg.; Moes-Burger, De Amsterdamsche boekdrukkers en uitgevers in de XVIde eeuw, IV ('s-Gravenh. 1914), 379-383.
Hulshof