Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 459]
| |
waarschijnlijk een der velen, dien de H. Bernardus bij zijn bezoek in Luik 1141 tot het kloosterleven getrokken had in zijne abdij Clairvaux. Eene beschrijving van zijn leven en deugden is bewaard gebleven in het Exordium magnum cisterciense, uitgegeven in B. Tissier, Bibliotheca Patrum cisterc. I (Bonnefonte 1660) lib. IV, cap. XXVIII, 158-160. Door den levensbeschrijver van den heiligen Bernardus werd het ingelascht in Vita S. Bern, lib. VII, cap. 27. Gerardus was nog slechts korten tijd in Clairvaux, toen de H. Bernardus besloot aan het verzoek der koningin van Zweden te voldoen en in het hooge Noorden, waar de monniken nog slechts bij naam bekend waren, eene abdij te stichten. Groote ontroering verwekte dit besluit onder zijne monniken. Vooral zij, die uitverkoren werden om de barbaren van het Noorden met de cistercienserorde bekend te maken, waaronder ook Gerardus, baden en smeekten den H. Bernardus toch op zijn besluit terug te komen. Een mirakel was noodig om hun moed en vertrouwen in te boezemen. Gerard van Maastricht, ‘adolescens bonae indolis, colombinae simplicitatis’, kon zijn droefheid niet overmeesteren. Hij beklaagde zich bitter bij den H. Bernardus, dat hij als jongeling het ouderlijke huis en alle genoegens der wereld had verlaten om bij hem in Clairvaux te leven, er zijne laatste rustplaats te vinden, en dat hij nu reeds zoo spoedig weggezonden werd. De heilige wist hem te overtuigen, welk een arbeidsveld hem ginder wachtte en voorspelde hem, dat zijn verlangen om te Clairvaux te sterven en begraven te worden zou voldaan worden. In de lente 1143 trok de karavaan naar het Noorden, waarschijnlijk langs Maastricht, levende van de weldaden en de gastvrijheid der bewoners en kloosters, wier landen zij doortrokken. Toen de reizigers in Zweden aankwamen, werden zij in tweeën gesplitst, voor de stichting van Alvastra (Jun. 1143) en van de abdij Nydala. Gerard kwam in Alvastra, waar hij spoedig den post van prior en daarna van cellier waarnam. Tien jaren na de stichting der abdij werd hij als abt van Alvastra gekozen. 1154 bracht hij met Henricus, eveneens een leerling van den H. Bernardus, een bezoek aan Clairvaux en getuigde van een mirakel van den heilige (S. Bern. Vit. lib. IV, cap. 4). Reeds in 1150 had Alvastra een dochterklooster Varnhem gesticht. In 1155 gaf de abt van Alvastra, Gerardus, verlof aan de monniken en conversen van Varnhem om hunne abdij wegens de moeilijkheden met de erfgenamen der stichtster te verlaten en zich te Viaskild, (Vitae schola), in Denemarken te vestigen. Toen enkele jaren later de monniken naar Varnhem konden terugkeeren, bleef een gedeelte van hen te Viaskild en stuurde abt Gerardus wederom een aantal zijner monniken van Alvastra naar Varnhem met eenen abt aan het hoofd. 1160 zond abt Gerardus het traditoneele getal van 12 kloosterlingen uit om de cisterc. abdij Juleta te beginnen. De roem van Alvastra bezorgde hem uit andere landen, vooral uit Engeland en Duitschland vele geletterde clerici, die hem Zweden niet kon geven, waardoor zijne kloosters bloeiden en onder het volk het goede zaad werd uitgestrooid. Veertig jaren ongeveer stond Gerard van Maastricht als abt van Alvastra aan het hoofd der cistercienserkloosters in het Noorden, onvermoeid bezorgd voor het zielenheil zijner medebroeders en onderdanen, steeds een sprekend voorbeeld van een waren kloosterling. Hij schitterde voornamelijk door zijne deugden van geduld en zachtmoedigheid. Door den koning en de grooten des rijks | |
[pagina 460]
| |
werd hij hoog geschat en vereerd; als naar een man Gods luisterden zij naar zijne raadgevingen. Op hoogen ouderdom nam hij zijn ontslag en reisde naar Clairvaux. Hij verbleef daar nog eenigen tijd in de ziekenzaal en zag zijn wensch vervuld. Hij werd begraven naast zijn hoogvereerden vriend den Zaligen Humbertus van Igny. Eerst Henriquez in Menologium Cisterc. (Antv. 1620) 342 en na hem Manriquez, Annal. Cist. I, 154; II, 171; Martyrologium Cisterc. en anderen, zelfs Janauschek, Orig. Cist. 74 noemen Gerardus verkeerd als eersten abt van Nydala. De bovengenoemde bronnen vermelden dat niet. De eerste abt van Nydala was Ragnar of Regner. Zie: Frithiof Hall, Bidrag till Kännedomen om cistercienserorden i Sverige I (Geffle 1899) 52, 57-58, 69, 72, 74; Cistercienser Chronik XV (1903) 134-137, 193-195; Opera S. Bernardi ed. Mabillon (Par. 1690) II, 1217-1219; Henriquez, Fasciculus Sanct. Ord. Cist. (Brux. 1623) I, 236-238; J.B. Löffler, Ruinerne af Vitsköl Klosterkirche (Kjöbenhavn 1900) 1-3; Janauschek, Orig. Cist. (Vindob. 1877) 74, 120, 141, 144. Fruytier |
|