Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 427]
| |
[pagina 428]
| |
achtereenvolgens de graden van doctor in de wijsbegeerte (welk vak ook de natuurkunde omvatte), in de rechten en in de geneeskunde. De graaf van Nesselrode, Karel Frans, Kürpfalzischer geheim Staats- und Conferenzminister, Jülichscher und Bergischer Kanzler; die naar ik gis, te Dusseldorp | |
[pagina 429]
| |
woonde, benoemde hem tot leermeester zijner kinderen. Na in 1794 zijn taak geëindigd te hebben, schreef hij eenigen tijd voor boekhandelaren, en trad achtereenvolgens op in het hooger onderwijs, de administratie en de rechterlijke macht, zonder zich definitief te vestigen. Tot 1796 was hij hoogleeraar aan de universiteit te Bonn, daarna, toen de Franschen in de Rijnstreek waren gevallen, en deze onder hun macht was gebracht, werd hij president der cantonale administratie of municipaliteit te Brühl, secretaris en tolk der voorloopige commissie door de fransche regeering belast met het bestuur der veroverde landen op de beide Rijnoevers, commissaris van het Directoire Exécutif bij het tribunaal te Keulen en, tegelijk, leeraar in de oude letterkunde aldaar, vervolgens, na 1804, keizerlijk procureur te Zweibrücken en eindelijk, sinds 1805, censor en leeraar in het Grieksch aan het keizerlijk lyceum te Bonn. Toen de Franschen in 1814 de Rijn-provincie hadden ontruimd, omhelsde Gall de zaak der duitsche onafhankelijkheid en de pruisische autoriteiten besloten van zijn ijver partij te trekken en zonden hem naar Luik als secretaris-generaal van het departement der Ourthe, dat toen nog onder het gouvernement van den Neder- en Middel-Rijn ressorteerde, welks bestuurder, baron Sack, te Aken verblijf hield. Deze of de gouvernementscommissaris van het voormalig dep. der Ourthe, Piautaz, benoemde hem tot directeur van het gymnasium te Luik en tot inspecteur van het openbaar onderwijs in de waalsche provinciën. Dit bleef hij tot 1817, toen Willem I in België de drie universiteiten van Gent, Luik en Leuven instelde en Gall tot hoogleeraar te Luik benoemde voor den cursus der oude letteren en dien der grieksche oudheden. In 1830 hield hij zich buiten de politiek en richtte met zijn ambtgenooten Jean Dom. Fuss en Rouillé eene vrije faculteit in de wijsbegeerte en letteren op. Bij besluit van het voorloopig belgisch bewind van 16 Dec. 1831, waarbij o.a. de Luiksche faculteit in de letteren werd opgeheven, werd hem het emeritaat verleend, met behoud van het recht om onderwijs te geven. Oorspronkelijke werken liet hij niet na, wel eene lat. vertaling van het werk van Dr. Christophe Louis Hoffmann, sur la sensibilité et l'irritation des parties malades (omst. 1794), eene duitsche vert. van J. Janssens, Lettres sur l' Italie (1793-94) en van de vier eerste deelen van de Romeinsche geschiedenis van Stuart (1796-1803). Verder vertaalde hij het 5e boek der Ilias in Lat. verzen. Zie: A.J.A. Flament, Levensbericht in Jaarboekje De Kollenberg te Sittard 1913 en de daar aangehaalde bronnen. Flament |
|