vrijwilligers naar een schans op de grenzen (Telting in Friesch jaarboekje, 1835, i-xv); teruggekeerd promoveerde hij te Franeker in de rechten, 30 Apr. 1674. Daarna ondernam hij een reis o.a. naar Dantzig om kennis te maken met den astronoom Hevelius en diens instrumenten, was na zijn terugkeer wederom burgemeester van Franeker en gevolmachtigde ten landdage en blijkt sinds 1684 ook in briefwisseling te staan met Chr. Huygens. Nadat hem 23 Febr. 1684 als opvolger van de Grau het professoraat in de wiskundige wetenschappen in zijn geboorteplaats was aangeboden, deed hij, hoewel noode, afstand van zijne magistraatsfuncties en aanvaardde zijn nieuw ambt 4 Dec. 1684, waarin hij niet alleen vele landmeters en ingenieurs vormde, maar ook vestingbouwkundigen volgens de regelen van zijn neef Menno van Coehoorn, die hij met gebakken modellen verduidelijkte. Terwijl Stampioen (II kol. 1358), de Volder, Abr. de Graaf en Chr. Huygens de beweerde vinding van Lieuwe de Graaf uit Harlingen omtrent het vinden der lengten op zee in den Haag examineerden, mengden ook F. en zijn zwager Balth. Bekker zich in 1689 in den strijd, de eerste met een Brief ... aan een voornaam heer (Leeuw. 1689). Beiden werden door den uitvinder weersproken door een Waarachtig en onvervalscht verhaal (1689) met aan het eind een Tegenbericht op Bekker's brief, welk tegenbericht door F. werd beantwoord met een Brief ... over de vindinge van Oost en West ... met beright van B. Bekker (Amst. 1689, voorbericht van 10 Oct.). Heeft men van F. nog een Nodig bericht (Leeuw. 1690) (in dit jaar keerde zich ook Jac. Koersma met verschillende geschriften tegen de Graaf), de uitvinder gaf nog een Gedwongen
verdediging (Leeuw. 1690), waarop F.'s Vergelijking van Lieuwen Wz. Gedwongen verdediging (1690) betrekking heeft en eerst na 1696 kwamen de verschillende strijders tot rust. Behalve genoemde geschriften heeft F. niets van zijn hand in druk gegeven. In de door Coetier op F. gehouden lijkrede (hij bleef ongehuwd) worden 34 door hem nagelaten handschriften opgenoemd o.a. de Infinitesimis; in Dioptricam 2 vols.; de Telescopiis et microscopiis; de Pareliis et coronis; in Craigii Quadraturam; in Gregorii Elementa catoptricae et dioptricae; in La Hire Constructiones aequationum; Doctrina finitorum; Horologia solaria; Calculus planetarum e tabulis (Dirck Rembrandtsz) Nieropii, de Fluxionibus en Optica et Catoptrica. Chr. Huygens, met wien hij vooral over dioptrische kwesties in correspondentie had gestaan (Oeuvres complètes de Chr. Huygens VIII (La Haye 1899), IX (ib. 1901) en X (ib. 1905) reg.) wees hem met den leidschen hoogleeraar de Volder bij testamentaire opdracht aan om zijne nagelaten handschriften te schiften en voor de pers gereed te maken, waaraan door beiden voldaan is door de uitgave van Huygens Opuscula posthuma (Lugd. Bat. 1703).