[Fagel, François Willem]
FAGEL (François Willem, baron), geb. te 's Gravenhage 4 Oct. 1768, gedoopt Kloosterkerk 9 Oct.; ongehuwd overl. aldaar 15 Febr. 1856, zoon van den voorg. en van Anna Maria Boreel.
Hij trad op zeer jeugdigen leeftijd in zeedienst en nam op twaalfjarigen leeftijd in den rang van adelborst deel aan den bekenden slag bij Doggersbank, aan boord van de ‘Admiraal-Generaal’, een oorlogsschip van 74 stukken onder commando van kapitein van Kinsbergen. Hij diende later andermaal onder dezen kommandant, die van hem getuigde, ‘dat hij zich zeer wel had toegelegd op zijn métier.’ Vervolgens onder de kapiteins Staring, Tulleken en den eersten luitenant Job Seaburne May, met wien hij in britschen dienst overging. In 1807 bezorgde zijn broeder Hendrik (3) hem een ambt aan de Kaap. Zijn papieren, in het huisarchief Fagel bewaard, zijn als zoodanig niet zonder belang voor de geschiedenis dier verloren volkplanting. Onder den souvereinen vorst in het vaderland teruggekeerd, verkreeg hij den rang van kapitein en was een der meest verdienstelijke officieren der nederlandsche marine, die hij na een diensttijd van omstreeks veertig jaren, 1 April 1817, verliet. Hij werd wel gepensionneerd, doch stond dit pensioen ten dienste van het vaderland af. Behalve met het eereteeken van Doggersbank was hij versierd met de Milit. Willemsorde 3e klasse.
Ongemeen weldadig van aard, steunde hij op onbekrompen wijze hulpbehoevenden en liefdadige instellingen van alle gezindheden.
Zie: Alg. Handelsblad, 19 en 20 Febr. 1856; Je Maintiendrai II, 295 vv.
Regt