F.
[Faassen, Pieter Jacobus]
FAASSEN (Pieter Jacobus, zich noemende: Rosier), tooneelspeler, geb. 9 Sept. 1833 te 'sGravenhage, overl. 2 Febr. 1907 te Rotterdam. Zijn vader Pieter Coenraad Faassen, overl. Apr. 1853 te Amsterdam, was oorspronkelijk trompetter bij de huzaren, maar tevens dilettant-tooneelspeler, regisseur van de Fransche Opera in Den Haag, hierna ondernemer van publieke vermakelijkheden aldaar, en ten slotte directeur van het Théâtre du Vaudeville Français te Amsterdam, en stond in de tooneelwereld bekend als Rosier Faassen; hij had namelijk den geslachtsnaam van zijn moeder vóór zijn eigen geslachtsnaam gevoegd. Bij zijn overlijden werd hij als directeur opgevolgd door zijn zoon Pieter Jacobus, die, opdat de contracten der geëngageerde artisten enz. niet zouden behoeven te worden veranderd, den tooneelnaam van zijn vader overnam, en zich zijn heele verdere leven Rosier Faassen is blijven noemen.
Doordat tal van fransche artisten bij zijn ouders aan huis kwamen, babbelde Pieter Jacobus op zijn 7e jaar evengoed Fransch als Hollandsch, maar hij kon het noch lezen noch schrijven. Zijn vader liet hem decoratie-schilderen leeren en viool-spelen, maar het tooneel trok hem meer aan, en in 1850 kreeg hij, te gelijk met zijn vader, die er voorloopig regisseur en administrateur werd, een plaats aan het Théâtre du Vaudeville te Amsterdam. Hij werd er geëngageerd als 2e komiek en debuteerde, in het Fransch wel te verstaan, in ‘Misanthropie et repentir’ van von Kotzebue.
Zijn directeurschap aan genoemden schouwburg duurde ternauwernood een jaar. Toen werd hem een engagement aangeboden aan een franschen schouwburg te Brussel; maar, gelukkig voor Nederland, deed de firma Schoeman & van Lier, later A. van Lier, hem een nog verlokkender aanbod, als 1en Hollandschen komiek. Hij heeft dat aangenomen en is er zeven jaren gebleven, 1854-61; toen werd namelijk het hollandsch gezelschap van van Lier ontbonden.
Faassen werd daarna geëngageerd door J.C. Valois in Den Haag, aan welk gezelschap aanvankelijk ook Victor Driessens verbonden was, de geniale vlaamsche artist. Aan hem heeft Faassen als acteur veel te danken gehad, en uit erkentelijkheid noemde hij zijn eersteling Victor, thans utilité bij het Rotterdamsch gezelschap onder directie van P.D. van Eysden. Faassen is namelijk in 1863 getrouwd met de tooneelspeelster Catharina Louise van Velzen, geb. 9 Dec. 1833, overl. 3 Febr. 1900, die, evenals hij, ofschoon op bescheidener voet, uitgemunt heeft door natuurlijk spel. Hun huwelijk is zeer gelukkig geweest.
Na de ontbinding van het gezelschap van Valois in 1876 traden beide echtgenooten toe tot den troep van Le Gras, van Zuylen & Haspels, die een ware keurbende vormde en in 1880 zelfs in Londen heeft gespeeld. Al was die onderneming, om in den vreemde een staaltje van de fijne hollandsche tooneelspeelkunst te laten zien, uit een financiëel oogpunt niet juist voorspoedig, Faassen heeft er toch de aangenaamste herinneringen aan bewaard, ook omdat in Londen toen zooveel stukken van hem zelf zijn gespeeld.
In 1881 werd die troep, - behalve Willem van Zuylen en enkele anderen - als ‘Rotterdamsche