in 1656, de 2 laatste jaren als deken van het gilde, te Haarlem, later weder te Alkmaar. Hij was een uitstekend portret- en figuurschilder, met een levendig coloriet. Te Alkmaar is veel van zijne kunst te vinden: op de deuren van het orgel der Groote kerk schilderde hij 1643/4 de zegepraal van Saul na het verslaan van Goliath door David, waarvoor hij ƒ 2000 bedongen had en nog ƒ 150 tot eene vereering genoot; in het Stedelijk Museum bevinden zich 7 zijner werken, waaronder 2 groote schutterstukken van 1659, een afbeeldsel van Wollebrandt Geleynsz. de Jong ten voeten uit van 1674 en een zelfportret. Het provenhuis van Helena van Oosthoorn bezit eenige portretten der familie v.E., dat van Johan van Nordingen portretten van diens geslacht, het burgerweeshuis een enkel portret. Voorts is werk van v.E. aanwezig in de Oranjezaal en het Mauritshuis te 's Gravenhage, in 's Rijks Museum te Amsterdam en in Rijnlandshuis te Leiden. C.v.E. is in 1646 (ondertrouw 18 Nov.) gehuwd met Helena van Oosthoorn. Zijn echt bleef kinderloos. Helena hertrouwde in 1679 (ondertrouw 26 Maart) met Pieter Gerritsz. Lang, schout van Bergen, maar niet tot haar geluk. Daarvan getuigt haar testament van 16 Nov. 1680, waarbij zij haar vermogen bestemt tot opleiding van 2 of 3 jongelieden van haren of van haar eersten mans bloede tot gereformeerde predikanten (reeds 5 Nov. 1655 had zij met v.E. geld voor de studie van een arm student bestemd). Van zoodanig fonds, hoezeer gehandhaafd bij haar laatste testament van 26 April 1694, is niets bekend; zij stichtte toen tevens een provenhuis voor 1 of 2 bejaarde vrouwen, dat nog bestaat en 3 vrouwen tot woning strekt. Zij werd 25 Juni 1694 bij haar eersten man begraven.
Zie: v. Eynden en v.d. Willigen Aanhangsel (Haarl. 1840), 150; v.d. Willigen, Les artistes de Harlem (Harl. et la Haye 1870) 126; Obreen's Archief I, 141; Bruinvis in de Nederl. Kunstbode van ten Brink, 2en jaarg. (1880), 98; dez., in Oud- Holland 1899, 216; 1903, 56; 1909, 118; dez., Beeldende Kunstenaars te Alkmaar (1905) 15.
Bruinvis