[Everdingen, Allart van]
EVERDINGEN (Allart van), geb. te Alkmaar 1621 (ged. 18 Juni), overl. te Amsterdam 1675 (begr. 8 Nov.), zoon van Pieter v.E., notaris en procureur, overl. Dec. 1662, en diens tweede vrouw Aefje Claesd., overl. Dec. 1640, ‘gesworen vroedvrouw’ zijnde. Allart oefende zich in de schilderkunst bij Roeland Saverij te Utrecht en Pieter Molijn te Haarlem, vestigde zich in 1645 in laatstgenoemde stad en trad daar 13 Oct. in het gild. Zijne reis naar het Noorden, welke hem ten gevolge van een schipbreuk in Zweden had gebracht en daar in de jaren 1640-44 doen vertoeven, was toen reeds geschied. De noorsche natuur met hare rotsen, bosschen en watervallen bood hem gewilde stof voor zijne kunst, zeestormen en onweersbuien vielen ook in zijn smaak, waarom hij wel de noordsche Salvator Rosa is genoemd, maar ook liefelijker landschappen ontbreken van hem niet. De voornaamste musea van Europa kunnen op zijn voortreffelijk werk, dat steeds duur betaald wordt, bogen. In Södermanland maakte hij ook eene schilderij van de in 1627 te Julitabroeck door vrijheer Melchior Wurmbrandt opgerichte en door Lodewijk de Geer in de amsterdamsche burgemeestersfamilie Trip vererfde kanongieterij; in 1890 is dit stuk aan het behang in het zuiderpand der Trippenhuizen ontnomen, omlijst en in 's Rijks Museum overgebracht. Houbraken betreurt het, dat v.E. te groote schilderijen leverde, die niet begeerd werden, toen de geschilderde behangsels mode werden. Zijne teekeningen en etsen zijn uitmuntend en gezocht; van de laatsten bestaan 57 tot verluchting der fabels van Reintje de Vos (nog in 1843 te Londen herdrukt), 2 in de manier van zwarte kunst en 107 landschapijes, wellicht tafereelen in Smäland en eenige kennelijk in de omstreken van Spa.
v.E. huwde 21 Febr. 1645, toen nog te Alkmaar wonende, te Haarlem met Jannetje Cornelisd. Brouwer, die hem 2 dochters en 3 zonen (waarvan zich volgens Houbraken 2 tot de kunst begaven) schonk. Zij overleed te Amsterdam, werwaarts het gezin omstreeks 1651 verhuisd was, in November 1708 en werd den 21 te Alkmaar begraven. v.E.'s belangrijke kunstverzameling werd ten deele in 1676, ten deele in 1709 verkocht. Zijn portret, door Jac. Houbraken gegraveerd, komt voor in deel II van De groote schouburgh; daarna zijn gevolgd die bij Descamps, Immerzeel, Drugulin en Granberg en nog een grooter 4o. houtsnede door C.A.
Een door J. Stolker naar een door Caesar van Everdingen geschilderd portret van hem is in het prentenkabinet te Weimar.
Zie: Immerzeel, De levens en werken; Kramm; v.d. Willigen, Les artistes de Harlem (Harl. et la Haye 1870) 126; Drugulin, Allart van Everdingen (Leipzig 1873); Bruinvis in Oud-Holland 1899, 216, 1903, 56; dez., Beeldende Kunstenaars te Alkmaar (1905) 14; Granberg, Allart van Everdingen (Stockholm 1902).
Bruinvis