[Engbers, Lambertus]
ENGBERS (Lambertus), geb. te Oldenzaal 17 Mrt. 1772, overl. te Vasse 26 Aug. 1855. Na zijne studiën volbracht te hebben te Vreden (Munster) en Leuven werd hij 18 Sept. 1796 te Mechelen priester gewijd.
Tot eerste standplaats werd hem aangewezen Tubbergen. Toen Vasse in Nov. 1803 van Tubbergen werd gescheiden, trad hij als deservitor en sinds 5 Mei 1804 als pastoor dezer nieuwe parochie op. In 1823 werd hij op verzoek van den aartspriester H.A. Peese diens medehelper in het aartspriesterschap Twente. 10 Nov. 1829 werd hij door G. van Nooy, vice-superior der Holl-Zending, tot aartspriester van Twente verheven. Toen in 1853 de bisschoppelijke hierarchie werd hersteld, en de aartspriesterdommen werden opgeheven, benoemde paus Pius IX hem tot buitengewoon geheim kamerheer (9 Mrt.) en werd hij door Mgr. Zwijsen aangesteld tot deken van Almelo (7 Juni)
Met grooten ijver legde hij zich toe op het godsdienstonderwijs, zooals ook blijkt uit zijne geschriften: Kort onderwijs voor Katholieke Kinderen (meer dan 25 maal herdrukt, Almelo); Bijvoegsel voor Kinderen, die niet in den grooteren catechismus leeren (Almelo); Aandacht tot God (Almelo, 11 maal herdrukt); Zondagsschool (den Bosch); De Kerkplechtigheden verklaard (Almelo, 1ste uitg. 1822, thans 14de herdruk).
Groot waren dikwijls de moeilijkheden, waarin hij zich gewikkeld zag wegens de geestelijke en stoffelijke aangelegenheden, die hij te regelen had met de nuntiatuur te Rome en met de nederlandsche regeering.
In 1852 stichtte hij een genootschap tot afschaffing van sterken drank onder bescherming van den H. Michaël. Deze was de eerste vereeniging van dien aard in ons land van Katholieke zijde ondernomen.
Zie: De Godsdienst Vriend LXXV, 221-226; LXXI, 315-318; Katholiek Mengelwerk 1823, 48; J. Geerdink, Gesch. v. Twenthe 421-422; W. Röring, Kerkelijk en Wereldlijk Twente 215; G. Brom, De Nieuwe Kruistocht 11-13; Kerkelijk Nederland 1856, 1.
van der Heijden