een te brengen. Van deze opdracht heeft hij zich buitengewoon goed gekweten en daardoor is zijn naam ten nauwste verbonden aan het thans te Haarlem gevestigde Koloniaal Museum. Aanvankelijk ondergebracht op een zolderkamertje, groeide de koloniale verzameling spoedig dusdanig aan, dat een jaar later een deel der benedenverdieping van het in den Hout te Haarlem gelegen paviljoen ‘Welgelegen’ daarmede gevuld kon worden. In 1871 had de verzameling zulk een uitbreiding gekregen, dat deze tot den rang van publiek museum, onder directie van v.E., kon worden verheven. 10 Juli 1871 had de plechtige opening plaats van de stichting der Mij. van Nijverheid, het Koloniaal Museum, welk museum in 1911 overging aan de vereeniging ‘Koloniaal Instituut’ en thans eerlang naar Amsterdam verplaatst zal worden. Voor dat museum is v.E. alles geweest, waarvan de vele Bulletins en ook zijne talrijke opstellen in het Tijdschrift der Mij. van Nijverheid getuigen. In 1877 werd, ook onder directie van
v.E., het Museum voor Kunstnijverheid, eveneens eene stichting der Mij. voor Nijverheid en ook in het paviljoen ‘Welgelegen’ te Haarlem ondergebracht, geopend, waaraan hij tot 1899 verbonden bleef en toen door den tegenwoordigen directeur, E.A. von Saher, werd opgevolgd.
Over dit museum schreef v.E. in Eigen Haard 1881-1894 eenige schetsen. Bij zijn aftreden als Alg. Secr. der Mij. van Nijverheid en als Dir. van het Museum voor Kunstnijverheid, werd hij tot eerelid dier Mij. verheven. Na zijn dood werd hij door Dr. M. Greshoff als directeur van het Koloniaal Museum opgevolgd.
Van E. schreef buiten de genoemde opstellen nog eenige werken o.a. Hortus Batavus, Bloemkundig woordenboek (Amsterdam 1868); Botanie van het dagelijksch leven (Purmerend 1870); Houtsoorten van Ned.-Indië (Haarlem 1872); Onkruid, Botanische wandelingen (Haarlem 1886); Plantaardige vezelstoffen (Haarlem 1887).
Hij was gehuwd met H. van Warmelo bij wie hij eenige kinderen had.
Van E. was lid o.a. van de Holl. Mij. van Wetenschapp., van het Gen 't bev. v. Nat. Gen. en Heelk, corresp. lid der Kon. Natuurk. Ver. in Ned. Indië.
Zie: Encyclopaedie van Ned. Indië I (1897), 483; Holl. Revue 1899, 809; Eigen Haard 1901, 325; Tijdschr. v. Nijverheid 1901, 301; Nederl. Kruidkundig Archief 1901, 540; Bull. 25 v.h. Koloniaal Museum (1901) 3.
Quintus Bosz