in 4o.). Nog in hetzelfde jaar verscheen een tweede druk, waarbij behoort Een kort en nodigh Verhaal van de Kerk-scheuringe en verbrekinge der Gemeynschap ... tot Wiewert. Het Verval bevat allerlei gegevens over D. zelf, maar moet toch met voorzichtigheid gebruikt worden.
D. heeft nog jaren te Amsterdam geleefd, waar hij ook wel preekbeurten van ambtsbroeders waarnam, tot hij in hevigen twist met de kerkelijke autoriteiten geraakte. Aanleiding daartoe schijnt geweest te zijn twist met een buurman. Hij schreef toen: Den Jalourssen Buurman en de onderdrukte onnoselheyt (Amst. 1697 in 4o.). Hij werd door den kerkeraad gecensureerd. Veroordeeld om schuld te bekennen en excuses te maken, was D. daartoe niet te brengen. Zijn zaak is herhaaldelijk in de N. Holl. synoden ter sprake gekomen, waar hij door nieuwe geschriften opnieuw ergernis gaf. Deze waren Clavis errans of de verdraayde sleutel (Amst. 1698 in 4o.) en Circuliere of Kreytz-brief (Amst. 1701 in 4o.). Over dit laatste heet het in het Hs. der N. Holl. Synode van 1701, dat hij begon ‘.... onmanierlick te rasen en is .... al scheldende de vergadering uitgaan.’ Vandaar dat de Synode in 1702 besloot om zijn zaak voortaan ex actis te laten. Hij vertaalde nog: G. Arnoldi David in Sauls Harnas (Amst. 1699).
Zie over hem: H.v. Berkum, De Labadie en de Labadisten II, 29, 71, 77-80.
Knuttel