waar hij in 1640 overleed. Is de genoemde Gothier misschien een zoon geweest van een zekeren Willem Damman, een tot de reformatie overgegaan priester uit de diocese Yperen, die na zijn overgang naar Frankfort vluchtte? Weergekeerd naar Vlaanderen werd deze predikant te Hondschoote en als zoodanig 22 Febr. 1562 gevangen en opgesloten in de gevangenis van den bisschop van Yperen. Reeds voor 12 Mei werd hij evenwel door eenige uit Engeland overgekomen ballingen, die ‘onder 't dexel van graen ofte naer te willen coopen’, binnen wisten te dringen, uit zijn kerker verlost. Waarop hij mee de wijk nam naar Engeland. In 1570 maakte hij deel uit van den kerkeraad der vluchtelingengemeente te Sandwich. Zijn vader heette Christiaan, zijn vrouw Claire, zijn broeder Ghislain, een tegelijk met hem gevangen gehouden en naar het schijnt tot de roomsche Kerk teruggekeerde zuster: Janneken. Daar deze Willem dichter was en bij zijn verhoor voor de overheid in 1562 eenigszins gematigdheid werd betracht ‘au regard de la qualité de la personne’ is het waarschijnlijk dat hij verwant is geweest aan Adrianus en dezelfde William Daman was van wien vermeld wordt dat hij aandeel heeft gehad in de engelsche psalmuitgave van 1579, die gepubliceerd werd door Edward Hake, en die in 1591 - toen was hij dus gestorven - ‘late one of her Majestie's musitions’ is geweest. Een Catelijne Damman, dochter van Willem, werd 1 Febr. 1590 in de nederduitsche vluchtelingenkerk te Londen gedoopt.
Het portret van Adriaen Damman is gegraveerd door Jac. de Gheijn (1578).
Zie: Groen van Prinsterer, Archives 1ière Serie VIII, 115; W. te Water, Historie der Hervormde Kerke te Gent (Utr. 1756) 187; Werken der Marnixvereeniging S. I, D. II, 383, D. III, 85-107; Chr. Sepp, Drie Evangeliedienaren uit den tijd der Hervorming (Leiden 1879) 79; H.Q. Janssen, De kerkhervorming te Brugge (Rotterdam 1856) II, 162; E. Simons, Kölnische Konsistorial-beschlüsse (Bonn 1905) 115, 119; P. Frédéricq, Travaux du cours pratique d'Histoire Nationale I (Gand 1883) Ecoles Calvinistes de Gand 64, n. 1; G.D.J. Schotel, De Academie te Leiden (Haarl. 1875) 230; J.H. Hessels, Ecclesiae Londino-Batavae Archivum III (Cantabr. 1897) no. 143 § 7, no. 1640; Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap XII (1889) 247, 248; Reitsma en van Veen, Acta passim; Nieuw kerkelijk Handboek 1909 op de verschillende plaatsen in Bijlage Q; Dictionary of Nat. Biography i.v. Daman; H.C. Rogge, Het leven van Johannes Wtenbogaert I (Amst. 1874) 228, n. 6; M.P. Rooseboom, The scottish staple in the Netherlands ('s Grav. 1910) 126, 127, 128; E. de Coussemaker, Troubles religieux du XV Ie siècle dans la Flandre Maritime (Brux. 1876-1884) II, 43, 61; III, 74; IV, 13, 37, 38, 58, 64, 66, 75, 316, 323, 324-326; J. Trigland, Kerckelijke Geschiedenissen (Leiden 1650) 1032, 1033; P.C. Molhuysen, Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche Universiteil ('s Grav. 1913) register in voce Damman; en archivalia uit het stadsarchief te Frankenthal in
de Paltz.
van Schelven