[Crusius, Georgius Conradus]
CRUSIUS (Georgius Conradus), geb. te Zutphen in 1644, overl. te Leiden 31 Maart 1676. Zijn vader Bernardus Crusius was predikant te Zutphen. Zijn studie ving hij aan te Harderwijk, waar hij 11 Mei 1659 als Crucius werd ingeschreven, zette hij voort te Utrecht en te Leiden en voltooide hij te Franeker door zijn promotie tot doctor utriusque juris. Dadelijk daarna, in 1669, tot lector te Leiden benoemd, volgde reeds in 1670 zijn benoeming tot gewoon hoogleeraar in de rechten aan de hoogeschool aldaar. Ten gevolge van te weinig lichaamsbeweging en te veel studie overl. hij op zeer jeugdigen leeftijd. Scherpzinnig geleerde, wijdde hij zijn studie aan de historia externa van het Corpus Juris. Daaraan is te danken zijn verhandeling: Ex variis observationibus quae ad Jus Civile pertinent, Diatribe I ex Juliani Libro XXX Digestorum. De scriptura et sententia cap. XL. Si paterfamilias II De heredibus instituendis (Lugd. Bat. 1669). Mede door de zorgen van Gerard Noodt en Antonius Schultingh verscheen later uit zijn nalatenschap zijn Dissertatio ad constitutionem Divi Marci, de Curatoribus minorum quinque et viginti annis (Lugd. Bat. 1712). Zie ook Ev. Otto, Thesaurus, I, 661 vlgg.
Zie: J.F. Böckelmann, Laudatio funebris... G.C. Crusii (L.B. 1676) (Pamflet Knuttel no. 11423); Siegenbeek, Gesch. Leidsche Hoogesch., II, T. en B., 148.
van Kuyk