[Crabbe, Joannes]
CRABBE (Joannes), geb. te Leuven 1540, overl. te Brussel 13 Oct. 1598. Hij trad in de Orde der Augustijnen in 1557 en werd in 1562 priester gewijd. Aan de universiteit te Leuven werd hij S. Theolog. baccalaureus. Hij was een man van groote geestesgaven en weldra een der meest gevierde kanselredenaars van België. In 1572 werd hij benoemd tot prior te Dordrecht. Nog in hetzelfde jaar werd hij echter wegens zijn krachtig optreden tegen de hervorming door Lumey in de gevangenis geworpen. Twee jaren bracht hij erin door, onophoudelijk redetwistend met eenige predikanten en iederen dag den dood verwachtend. Toen werd hij echter door de hulp van vermogende vrienden bevrijd en begaf hij zich naar Leuven. Spoedig was hij daar als ieders raadsman in hoogen aanzien zelfs bij Alexander van Parma zelven.
In 1579 werd hij prior te Leuven, en in 1583 provinciaal der Holl. Belg. provincie, terwijl hij reeds in 1578 administrator der Augustijnenprovincie van Beneden-Duitschland was benoemd wijl de vicaris-generaal Sanctotisius naar Madrid was vertrokken om de gevaren, welke hij liep als gewezen raadsman van Don Juan.
Als provinciaal zette hij zich aan 't werk om het verlies, dat de Orde door pest en oorlog had geleden, zooveel mogelijk te herstellen. Als prior te Leuven had hij reeds een klein college opgericht, waaruit de Orde reeds eenige leden had ontvangen. Toen echter de Minorieten, Dominicanen, Carmelieten en Augustijnen de handen ineensloegen, om een gezamenlijk college op te richten, trok Crabbe naar Spanje, om persoonlijk ondersteuning voor dit werk te vragen van den koning zelf; want, aldus redeneerde men, de bloei van zulk een college zou niet alleen tot voordeel der genoemde orden maar ook tot steun van den Staat en het kath. geloof strekken. Vóór zijne afreis echter had het bestuur van de stad en universiteit van Leuven hem de opdracht gegeven, om 's konings mededoogen over de, volgens burgemeester Schore ‘erme, desoleerde ende geruïneerde Stadt van Loven’ in te roepen en om vrijheid van lasten en eenige andere voorrechten te vragen. Van aanbevelingsbrieven van Parma voorzien, kwam Crabbe, begin Febr. 1587 (hij was 6 Oct. 1586 over Duitschland en Italië vertrokken) bij koning Philips II, die hem zeer minzaam ontving. Voor het op te richten college stond hij een jaarlijksche toelage van 4800 gulden toe (die echter niet lang is uitbetaald) en ontsloeg de stad Leuven voor den tijd van 12 jaren van alle lasten, en ook van de schatting, die Parma de stad ondertusschen weer had opgelegd (600 à 700 pond maandelijks voor 't onderhoud eener ruiterbende) en waarvan men Crabbe in 't geheim in Spanje had in kennis gesteld.
Met een opdracht van Philips en voor zaken zijner Orde begaf Crabbe zich nu naar Rome