Voorts werd hij benoemd tot luitenant-kolonel van het legioen Holland-Oranje, bestaande uit hollandsche krijgsgevangen in franschen dienst, die zich in Engeland bevonden. Na het herstel onzer onafhankelijkheid werd C. benoemd tot kolonel, spoedig daarna tot generaal-majoor in het nederlandsche leger. Hij had zitting in verscheidene militaire commissies en was voorzitter van de commissie tot vaststelling der fransch-hollandsche grenzen. In den veldtocht van 1815 trad hij op als kwartiermeester-generaal van de troepen te velde. In verband met de bevelen, die hij van lord Wellington, die zich te Brussel bevond, ontvangen had, meende C., dat deze geen goed inzicht had in den toestand en onjuist was ingelicht. Zonder te aarzelen nam hij het initiatief om wijziging te brengen in de door Wellington uitgevaardigde orders. Hij concentreerde de neerlandsche divisies bij Quatre-Bras en gelastte hun deze positie tot het uiterste te verdedigen. Op deze wijze dekte hij den terugtocht van Blücher, waardoor deze de nederlaag van Napoleon kon helpen voltooien. C. werd 24 Nov. 1816 tot luitenant-generaal benoemd en kreeg het oppertoezicht over de opvoeding van 's konings kleinzonen. Begin Augustus 1830 werd hij in het geheim naar Engeland gezonden om met Wellington te beraadslagen over middelen om den invloed van de Juli-revolutie in de Nederlanden tegen te gaan, maar het uitbarsten van de revolutie in België maakte zijn zending overbodig. Daarna vergezelde hij den Prins van Oranje naar Brussel, die tot taak had de oproerige gemoederen aldaar tot kalmte te brengen. In den ongelukkigen strijd bij Brussel op 23 Sept., waarbij C. aan de zijde van prins Frederik was, werd hij bij de Schaerbeeksche poort door een kogel in den arm getroffen. Kort daarna keerde hij
naar Holland terug om den koning verslag uit te brengen. In de maand Augustus 1831 werd C. benoemd tot chef van den staf van het leger dat tegen de Belgen optrok. Met den prins van Oranje ontwierp hij het plan voor den veldtocht. Later regelde hij met den maarschalk Gerard de voorwaarden van den wapenstilstand van Leuven en het terugtrekken der nederlandsche troepen. 9 Aug. 1837 vroeg hij ontslag uit zijn betrekkingen en vestigde zich op het kasteel Schönfeld, waar hij overleed. Tot dank voor de vele en belangrijke diensten door hem aan het land bewezen werd hij in den adelstand verheven met den titel van baron en ontving vele onderscheidingen, waaronder het commandeurskruis van de Militaire Willemsorde. Van 2 Febr. 1787-1838 heeft C. een dagboek aangehouden, waarin hij bijna dagelijks alle door hem bijgewoonde gebeurtenissen inschreef, benevens de bijlagen.
Hij was 29 Juli 1798 gehuwd met Isabella Catharina Anna Jacoba barones van Lynden van Hoevelaken, bij wie hij drie zoons en een dochter had.
Zijn portret werd gelithographeerd door J.H. Hoffmeister en door F.B. Waanders.
Zie: Buffin, Mémoires et documents inédits sur la Révolution Belge (1912) II; Bosscha, Neerl. Heldendaden te Land III 337, 339, 348, 397, 432, 460, 471, 472, 529, 568, 571; de Bas, Prins Frederik en zijn tijd, passim.
Eysten