waren uitstekende en tevens humane mannen, en daardoor was het er geldende régime van gedwongen studie weinig hinderlijk. Maar, nadat gedurende eenige jaren een raad van beheer onder voorzitterschap van Lobatto en secretariaat van Overduyn de akademie bestuurd had, werd de toestand onhoudbaar, toen in 1859 de Indische oud-genie-officier J.A. Keurenaer als directeur optrad en deze dat stelsel à outrance doorvoerde. De lokalen werden telkens 5 minuten na het begin van een lesuur gesloten en eerst weder na het eind van het uur geopend; het kwam voor dat de leerlingen binnen waren en de leeraar buiten stond te bellen maar niet mocht worden binnengelaten; den leerlingen werd een stuk, waarbij zij zich verbonden, zich aan allerlei krasse maatregelen te zullen onderwerpen, voorgelegd. Er werd onder aanvoering van W.K.M. Vrolik door de studenten een strijd voor vrije studie gevoerd, waarin zij gesteund werden door Stuart en eenige andere leeraren. De minister van Binnenlandsche Zaken Thorbecke koos de partij van vrije studie, en na tallooze conferentiën tusschen hem en Stuart kwam de wet op het middelbaar onderwijs tot stand en werd Stuart bij Kon. Besl. van 30 Juni 1864 tot directeur der Polytechnische school, die de akademie verving, benoemd. Alle overgang is moeilijk, er waren een aantal jongelieden slachtoffers; b.v. zij, die reeds drie jaren gestudeerd hadden, moesten in Sept. 1864 examen B doen, waar een der vakken scheikunde der bouwstoffen, in hetwelk zij geen onderwijs genoten hadden, was, terwijl in dat examen tal van vakken, als analytische en beschrijvende meetkunde, begrepen waren, in welke zij het laatste jaar geen onderwijs gehad hadden. Van de 32 slaagden er slechts 12, en deze 12 verloren ook zonder reden een jaar. Men had
verzuimd, in de wet overgangsbepalingen op te nemen, en op rekesten werd, omdat zulke bepalingen niet bestonden, afwijzend beschikt. Vele studenten weten dit aan Stuart. In lateren tijd was dit vergeten, en was hij tamelijk populair.
Op 8 Mei 1865 werd Stuart tot lid der Koninklijke Akademie van Wetenschappen benoemd. In dit wetenschappelijk lichaam heeft hij weinig van beteekenis gedaan. In hetzelfde jaar werd hij lid van het Bataafsch Genootschap.
In 1874 werd onze regeering vanwege de duitsche verzocht, samen te werken tot het verrichten eener algemeene nauwkeurigheidswaterpassing van het grootste deel van Europa. Ook hier had Krayenhoff reeds in het begin der eeuw vrij goede uitkomsten bereikt, doch het bleek, dat ook deze niet voldoende nauwkeurig waren. Aan Stuart werd de directie eener nieuwe nauwkeurigheidswaterpassing opgedragen, en hij heeft daaraan de laatste jaren van zijn leven een groot deel van zijn tijd gewijd. De door hem bij dit werk ingevoerde voorzorgen zijn in 1877 in het Koninklijk Inst. v. Ing. beschreven, en geven van Stuart's inzicht en scherpzinnigheid blijk.
Hij overleed plotseling op nog niet hoogen leeftijd. Hij was ongehuwd.
Zijne belangrijkste werken zijn: De eischen der medewerking. aan de graadmeting in Midden-Europa (met F. Kaiser), uitg. door de Kon. Ak. v. Wet. 1864; De nauwkeurigheidswaterpassing in Nederland in Not. K. Inst. v. Ing. 1876/77.
Zijn portret werd gelithographeerd door J.H. Hoffmeister.
G. van Diesen gaf van hem een levensbericht in het Jaarboek der Kon. Ak. v. Wet. 1879. Aan het eind daarvan zijn alle geschriften van Stuart vermeld.
Ramaer