[Cathuis, Jan Huberts]
CATHUIS (Jan Huberts), die zich ook enkel Huberts en elders Katzhuis en Cathius teekent, was apotheker en een man van grooten invloed te Leeuwarden in het laatst der 16e eeuw. Herhaaldelijk maakt hij deel uit van het stedelijk bestuur. Zoo vindt men hem in 1567 als raadslid, van 1568-1570 komt hij voor als lid van de gezworen gemeente, welke uit 13 leden bestond; in 1571 is hij schepen en van 1572-1577 treedt hij op als een der vier burgemeesteren der stad. Op nieuw treft men hem als gemeensman aan in 1576 en 1577. Op 6 December 1576 wordt hij door Leeuwarden naar Brussel afgevaardigd om de regeering te verzoeken, zijne vaderstad mede op te nemen in de Pacificatie van Gent; het volgende jaar komt hij meermalen voor als gevolmachtigde van Leeuwarden in verschillende staatszaken, Friesland betreffende; zelfs wordt hij op 23 Oct. 1577 benoemd tot gedeputeerde in het kwartier der steden. Daarmede is zijn staatkundige loopbaan ten einde; waarschijnlijk werd hij, als katholiek, bij de verandering der regeering van openbare ambten uitgesloten. Toch trok hij zich niet geheel uit het openbare leven terug: van 1579 tot aan zijn dood in 1593 is hij medevoogd geweest van het Ritske Boelema Gasthuis, dat door de broeders van het Zoete Name Jezus Gild werd bestuurd.
Jan Huberts Cathuis behoorde tot de gematigde katholieken, die na den beeldenstorm een verzoekschrift tot Aremberg richtten om vergetelheid voor het gebeurde. Men zegt, dat hij de eerste van zijn geslacht is geweest, die den familienaam Cathuis aannam, naar het uithangbord ‘De Gouden Kat’, dat zijne apotheek op de Brol te Leeuwarden versierde. Dit huis is althans tot 1654 in zijn geslacht gebleven. Jan Huberts was getrouwd met Margaretha Jacobsdr. Sweert, die hem twee zonen schonk. De oudste: Hubert Johannesz. Cathuis, 1565-1629, was, evenals zijn vader, apotheker te Leeuwarden, en van 1613 tot aan zijn dood penningmeester van het Ritske Boelema Gasthuis. De tweede: Arnold, gaat vooraf.
Zie: Charterboek van Vriesland III, 1077, 1089, 1092, 1096, 1154, 1158, 1159 en 1172; W. van der Heyden, Verrigtingen der Jezuieten in Friesland (Leeuw. 1842), 260; Het stamboek van den Frieschen Adel I, 276; II, 186; H B. van Sminia en A.J. Bruinsma, Geschiedenis van het Ritske Boelema Gasthuis (Handschrift uit 1850, toebehoorende aan genoemd gesticht).
Visscher