[Call, Jan van (1)]
CALL (Jan van) (1), in het Burgerboek der stad Nijmegen ingeschreven als Jan Becker Call, in nijmeegsche stukken ook wel Jan van Batenburgh genoemd, beroemd uurwerkmaker. In Batenburg woonachtig, werd hij in 1644 door het bestuur van Nijmegen, met een liberaal aanbod naar hun stad gelokt, als klokkenist, uurwerkmaker en landmeter, terwijl hij bovendien den naam had, van ‘in andere fraye konsten ervaren’ te zijn. Twee jaren daarna kocht de Stad een in 1597 kunstig samengesteld uurwerk, dat thans nog in de voorzaal van het Raadhuis staat. Jaren lang door onkundigen behandeld, had dit kunstwerk zeer geleden. Van Call ondernam het in orde te brengen en slaagde daarin volkomen. Eerlang werd zijn kunstvaardigheid ook buiten de stad zijner inwoning bekend. Te Utrecht voorzag hij, 1648-1651, de St. Jacobskerk van een nieuw uurwerk, dat op niet minder dan ƒ 6000 te staan kwam (van Riemsdijk, de Kerspelkerk van St. Jacob te Utrecht, 69). Weder werd hij in 1663 belast met het herstellen van het uurwerk en klokkenspel op het stadhuis te Delft. Van Heussen noemt in zijn Oudheden en Gestichten van Delfland (1720) van Call ‘den eersten uitvinder der koperen speeltonnen’ en der ‘speelschroeven aan de hamerveeren’. Hij bracht deze aan in het delftsche klokkenspel, benevens speeltonnen met over de 4000 steekgaten. Dat er eenige aanraking bestond tusschen van Call en den beroemden Christiaan Huygens, bewijst een besluit van den gelderschen Landdag, van 29 Oct. 1658, waarbij aan Huygens ‘attache’ verleend wordt op het octrooi ‘van zeker uurwerck dat sonder alteratie drie oft vier weecken lopen can.’ Ook als ervaren pompenmaker bewees hij de
stad Nijmegen vele diensten, bij de destijds plaatsgrijpende verandering der openbare putten in pompen. Van Call schijnt overleden te zijn omstreeks 1667; een grafschrift in de St. Stephenskerk draagt alleen den naam Jan van Call, zonder eenig toevoegsel. Dat hij minstens twee zonen en eene dochter moet gehad hebben, blijkt uit raadsbeslbesluiten. Zij was gehuwd met Cornelis