judicatuure overgeleeverd. De voorrede van het zeer zeldzame boekje is gedagteekend 11 Dec. 1771. In 1773 verscheen Oldenbarnevelds eer verdedigd, tegen den Advocaat der vaderlandsche kerk, door den schrijver der Memorie, in twee brieven aan een heer der regeering geschreven (Amst. 80.). Beide geschriften waren gericht tegen het werk van den dordtschen predikant J. Barueth (II kol. 92).
In 1777 had het genootschap ‘Floreant liberales artes’ een prijsvraag uitgeschreven ‘Welke zijn de beste schikkingen omtrent het straffen der misdaaden, in eene welgestelde maatschappij; met een bijzondere bepaaling op deeze Republiek?’ Calkoen beantwoordde de vraag door zijn Verhandeling over het voorkomen en straffen der misdaaden welke met den eersten prijs bekroond werd. Als 2e st. van Dl. II der Verhandelingen van het genoemde genootschap is zij te Amsterdam in 1780 uitgegeven. Opmerkelijk dat door den vooruitstrevenden jurist hier een gematigd gebruik van de pijnbank verdedigd wordt, althans zoo lang er niet iets beters gevonden is.
Bij gelegenheid der onderhandeling van Amsterdam met het Amerikaansche Congres gaf Calkoen anonym een vlugschrift in het licht, dat zeer de aandacht trok en druk besproken is, nl. Het politiek Systema van de Regeering van Amsterdam in een waar daglicht voorgesteld enz. (Middelb., 1780) (Pamfl. Kn. nr. 19430). Het werd herhaaldelijk herdrukt, en in het fransch vertaald als Systeme politique de la Regence d' Amsterdam (Pamfl. Kn. nr. 19740) volgens van Goens aan verschillende Hoven rondgezonden en werd in duitsche vertaling opgenomen in Dl. I van Jacobi en Lüder's Holländische Stats- Anzeiger. Niet veel minder gerucht maakte zijn eveneens anonym uitgegeven Pleidooi voor de ... Burgemeesteren ... der Stad Amsterdam op ende jegens den ... Hertog ... van Brunswijk. 1781 (Pamfl. Kn. nr. 19805). Het hollandsche stuk heet een vertaling te zijn van Factum pour ... Bourguemaitres ... d' Amsterdam. 1781 (Pamfl. Kn. nr. 19804). In dezen vorm is het opgenomen in Chr. W. Dohm's Materialien für die Statistik und neuere Staatengeschichte, IV, 369-412, terwijl een duitsche vertaling gevonden wordt in de Holländische Staats- Anzeiger, III, 21 v.v. In 1783 gaf hij Verslag en Beoordeeling van de Missive en Memorie door ... den Prinse van Oranje .... Houdende eene gedetailleerde Opening van zyne gehoudene Directie als Admiraal Generaal van de Unie. Amst., 1783 (Pamfl. Kn. nr. 20473).
Voluit met zijn naam onderteekend schreef Calkoen nog Amsterdamsche Brieven (I-V) (Amst., 1784-85), die vooral gewijd zijn aan het proces van mr. J.C. Hespe en den boekverkooper Verlem (Pamfl. Kn. ns. 20851, 21114, 21116, 21118).
Waar hij met zooveel vuur ter verdediging van de politiek der amsterdamsche Regeering optrad, lag het voor de hand, dat deze hem, na den dood van zijn vader, met het opengevallen ambt van eersten klerk ter stads-secretarie begiftigde (13 Juni 1781). Al behoorde hij tot de staatsgezinden, toch was hij echter den mannen van 1795 te weinig democraat, en toen dan ook de Raad van Amsterdam 12 Mei 1796 besloot tot de remotie ‘van eenige stedelijke ambtenaren, welke toegedaan zijn aan het voorig Oranje- en Aristocratisch Bestuur’, behoorde Calkoen onder de eerste dertien slachtoffers. Hij vatte daarna de advocaten-praktijk weder op, en dat hij nog een ontvlambaar gemoed en eene vaardige pen behouden had, toonde hij door de uitgave van eene Memorie van Rechten, onder den titel: