[Beveren, Willem Aarnout de]
BEVEREN (Willem Aarnout de), geb. te Middelburg 4 Dec. 1749, gest. te 's Gravenhage 2 Juni 1820, zoon van Antoni Willem en Jozina Christina van Citters (kol. 105), was 1761-65 leerling der latijnsche school in zijn geboorteplaats en sinds 1768 stud. jur. te Utrecht. Hij werd 17 Mrt. 1770 tweede pensionaris van Middelburg, huwde Sara Maria Pous, dochter van den zierikzeeschen schepen Pieter, werd in 1782 eerste pensionaris, in welke functie hij is afgevaardigd ter Staten-Generaal, o.a. in 1783 toen hij met anderen belast was met het instellen van een onderzoek aangaande den mislukten tocht naar Brest, en 30 Jan. 1786 secretaris van Zeeland, als hoedanig hij dat jaar met den raadpensionaris L.P. van de Spiegel en Willem Aarnout van Citters in de commissie naar Utrecht zat ter bevrediging der oneenigheden en behoud der unie. Door de omwenteling van 1787 buiten bewind geraakt, nam hij echter na die van 1795 en het aftreden van van Citters, naast de functie van secretaris ook die van raadpensionaris waar, werd na de vaststelling van het nieuwe reglement voor de provisioneele representanten des volks (de oude ‘Staten’) 6 Juli 1795 president en eerste secretaris en 9 Mrt. 1796 gekozen als representant ter nationale vergadering, zijn mandement echter opdragende aan J.H. Appelius en zijn plaats als president aan C.G. Bijleveld. Na de omwenteling van 22 Jan. 1798 werd hem huisarrest opgelegd en hij later zelfs naar Honsholredijk gevoerd, doch na den contrastaatsgreep van 12 Juni 1798 ontslagen. Hij werd toen een der vijf juristen, die benoemd zijn om het wetboek van strafrecht op te stellen, in 1801 lid van het staatsbestuur en lid van de commissie voor marine, later nog raadsheer in het hooggerechtshof voor financiën en
zeezaken. Uit zijn huwelijk sproot Antoni Wilhelmus de B., geb. in 1775, als zijn vader j.u.d. en griffier der algemeene rekenkamer.
Zie: Vervolg op Wagenaar, Vaderl. historie VI (Amst. 1791) 176; XII (1794) 461; XVIII (1797) 271; XXXVI (1806) 254, 61, 68, 69; XXXIX (1807) 115, 177; XL (1808) 231; XLIV (1810) 120, 132; 207; XLVI (1811) 19; Paspoort, Beschr. van Zeeland (Midd. 1820) 115; Zelandia illustrata I (Midd. 1879) 115-116.
de Waard