[Altorffer, Johan Coenraad]
ALTORFFER (Johan Coenraad), geb. te Middelburg 18 Apr. 1814, gest. te Westkapelle 19 Jan. 1889, zoon van Laurens Engelsen A. (tweeden zoon van den zwitserschen soldaat Johan Coenraad A., die zich in 1784 te Middelburg als boekdrukker had neergezet) en Johanna Elisabeth Frederiks, bemerkte reeds bij den indruk, veroorzaakt door den dood van van Speyk op 5 Febr. 1831, zijn gave om in dichtmaat te schrijven en gaf daarvan ook verder menig voorbeeld, vooral sinds hij in Mei 1835 lid was geworden van de afdeeling Middelburg der kunst en wetenschap beoefenende maatschappij v.W.; waren aanvankelijk van Haren, Helmers en Loots zijn voorbeelden, later dweepte hij met Tollens en, na persoonlijke kennismaking, ook met Potgieter. In 1838 lid geworden van de boekdrukkersfirma J.C. en W. Altorffer, bewoog hij zich ook op bibliographisch gebied, verzamelde sinds 1856 bouwstoffen voor de geschiedenis der boekdrukkers in Zeeland en beoefende ook vlijtig de geschiedenis van Zeeland, speciaal van Middelburg. Als zoodanig ontdekte hij o.a. op het stadsarchief in een band van 1591 de bekende vier fragmenten der nederlandsche bewerking van den ridderroman Huon de Bourdeaux. In 1871 werd A. lid van het Zeeuwsch Genootschap, in 1877 van de Maatschappij d. Ned. Letterk. te Leiden. Onder verschillende pseudoniemen schreef hij gedichten en wetenschappelijke artikelen in Navorscher, Nederl. Spectator, Zeeuwsch jaarboekje en Middelburgsche naamwijzer (o.a. in 1860 een lijst van plaatsbeschrijvingen) en Bibliographische adversaria, doch begon sinds 1882 te sukkelen en leefde ten slotte in kindschen toestand. Een bibliographie van hem vindt men in Levensber. Maatsch. Letterk. 1890, 77-90 en Catalogus prov. bibl. in Zeeland III
(Midd. 1908) 196; zie voorts Gedenkblad 1784-1884; Frederiks en van den Brande, Biogr. woordenb. Nederl. letterk. (Amst. 1888); vooral K. Baart, In memoriam J.C. Altorffer (Midd. 1889) en Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen I (1890) 5 en II (1893) 1030-32.
de Waard