de doodstraf. In het laatst van Mei 1799 werd hij door het kiesdistrict Westzaandam tot lid van het Vertegenwoordigend Lichaam verkozen. 4 Febr. 1796 werd hij door de Provis. Representanten van het Volk van Holland, 26 Febr. 1806 door het Depart. Bestuur van Holland benoemd tot dijkgraaf van de Hondsbossche en duinen tot Petten. Reeds vroeger voor zijne betrekkingen van schout en secretaris te Castricum bedankt hebbende, verhuisde hij in het begin van 1811 naar Alkmaar, waar hij door keizer Napoleon 24 Jan. tot lid der rechtbank van eersten aanleg, 19 Mei tot lid van den municipalen raad benoemd en reeds 13 Aug. als voorzitter der rechtbank geïnstalleerd werd. Hij bleef in deze functiën tot aan zijn dood. Als oudste raadslid trad hij in Febr. 1822 op ter vervanging van een der 4 burgemeesters, die in Febr. overleden was en hij bleef burgemeester tot Mrt. 1824. Hij was 27 Mei 1778 gehuwd met Elisabeth Fabritius, geb. te Alkmaar 18 Dec. 1754 en aldaar overl. 15 Juni 1828, uit welk huwelijk 24 Febr. 1779 een zoon Jacob, die te Leiden den meestergraad gehaald heeft, te Alkmaar notaris werd en 28 Sept. 1837 aldaar overleden is. Deze Jacob vertaalde uit het fransch van B. Ducos, De Abdij van Grasville (Leiden 1803, 2 dln.).
27 Mei 1828 werd de gouden bruiloft der ouders, die een buitenverblijf in den Hout bewoonden, met grooten luister gevierd. De bruidegom ontving bij die gelegenheid van de vrijmetselaren der hooge graden een zilveren kan (waarvan eene groote afbeelding in steendruk bestaat) en van de leden der loge ‘de Noordstar’ te Alkmaar een zilveren drinkbeker, beide met maçonnique enblemen versierd.
N. v.d. V.'s portret komt voor in klein medaillon als secretaris der defensie-commissie in 1787, gegraveerd door A. Hulk, in silhouette in C. Rogge, Geschiedenis der Staatsregeling, en als president der Nat. Vergadering, gegraveerd door R. Vinkeles.
Bruinvis