[Wttewaall, Jan]
WTTEWAALL (Jan), een der voornaamste grondleggers van den wetenschappelijken landbouw in Nederland, geb. te Utrecht 6 Sept. 1810, overl. aldaar 2 Aug. 1862, tweede zoon van Gerard W. van Wickenburg, en Bernardina Antonia Carolina Visscher (kol. 1474).
Door zijn vader in liefde voor den landbouw opgevoed, heeft hij reeds als student bizondere voorkeur betoond voor die deelen van zijn studievak (plant- en dierkunde), welke hem in nadere aanraking brachten met den landbouw. Op talrijke voetreizen leerde hij de vaderlandsche flora en fauna, doch tevens den practischen land-, tuin- en boschbouw kennen; de talrijke vermeldingen van zijn naam als ‘vinder’ in de Flora van Nederland getuigen van zijn kennis en werkzaamheid op floristisch gebied, terwijl verschillende verhandelingen, die hij reeds als student of kort na zijne promotie schreef, van zijn inzicht en kennis in cultuur-vraagstukken deden blijken. In 1837 schreef hij eene verhandeling Over het nadeelige van het snoeien van opgaande boomen (Utrecht, 1837) alsmede eene studie Over het ontstaan, den groei en de vormveranderingen van den stengel, in 1839 promoveerde hij te Leiden op het proefschrift: Dissertatio oeconomica de arborum sylvestrium plantatione (L.B. 1839). Hij vestigde zich te Voorst, waar hij eene groote boomkweekerij begon. In 1843 huwde hij met Helena Emelia van Eelde. Zijne kweekerij heeft als wetenschappelijk voorbeeld invloed ten goede uitgeoefend op den vooruitgang van de boomkweekerijen hier te lande; den geleerden kweeker echter heeft zij verdriet gegeven; de handel met de daaruit voortspruitende harrewarrerijen vergalde zijn genoegen, zoodat hij blij was zijne onderneming na 12 jaren werkens zonder verlies te kunnen van de hand doen. Zijne boerderij te Voorst heeft eveneens als voorbeeld en leerschool voor velen nut gesticht, zij trok vele bezoekers. Maar grooter en heilzamer invloed heeft Wttewaall op de ontwikkeling van den landbouw uitgeoefend door zijn schrijversarbeid, door zijn werk als
landbouw statisticus en als entomoloog. Zijne letterkundige werkzaamheid ontwikkelde zich sedert 1847, toen de Landbouw-Courant door hem werd opgericht; 15 jaren lang heeft hij - tot weinig maanden voor zijn dood - dit weekblad op waarlijk voortreffelijke wijze geredigeerd, zoodat het grooten invloed ten goede op den landbouw in Nederland heeft uitgeoefend. Als statisticus is Wttewaall van 1851 af werkzaam geweest; tien jaren lang heeft hij zich in opdracht van de regeering belast met de samenstelling van het Verslag van den Landbouw en voor zoover zulks mogelijk was met de hulpmiddelen, die hem ten dienste stonden, heeft hij: ‘wetenschappelijke orde in dat verslag gebracht en een statistieken grondslag gelegd, waarop viel voorttebouwen’ (Staring).
De laatste 10 jaar van zijn leven ook heeft hij - tot zegen van onzen landbouw - zijn tijd en werkkracht aan entomologisch werk gegeven, mondeling, per brief, of door de courant een ieder inlichtingen gevend die zijne hulp voor insectenbestrijding inriep. Sterk gevoelde hij de wenschelijkheid om op dit gebied op ruimer schaal te kunnen werken en voortdurend drong hij daarom bij de regeering op financieele medewerking van rijkswege aan, zijn werkkracht wilde hij gratis blijven beschikbaar stellen. Een postje, op de begrooting daartoe uitgetrokken, werd verworpen 1862), miskenning den nobelen onderzoeker daarbij