Florianus. Mitsgaders eenen stichtelijcken brief Th. Tilii, aen de Overheyt van Antwerpen. Een bericht van Dusseldorpius, dat tegen hem een boek van Petrus Opmeer verschenen is, wordt door Fruin onjuist geacht. Volgens Dodt van Flensburg heeft de zeeuwsche arts L. Lemmius aan van Thielt een werk opgedragen.
Zie: W. te Water, Historie der Hervormde Kerke te Gent (Utr. 1756) 250-270; J.J. Dodt van Flensburg in Algemeen Letterkundig Maandschrift 1847, II, 53; Gachard, Correspondance de Philippe II, I (Brux. 1848) nrs. 227, 518, 585, 612, 641; Dusseldorpii Annales, ed. Fruin ('s Grav. 1893) 86, 487; J.B. Krüger, Kerkelijke geschiedenis van het Bisdom van Breda I (Roosend. 1872) 36 v.v.; Poullet, Correspondance de Granvelle (Brux. 1878 suiv.) I, 259, 311, 523; II, 206, 236, 240, 531, 532 n., 576, 610 n., 611 n.; III, 51; H.G. Kleyn, Bijzonderheden uit de Ned. Kerk. gesch. in Kerkel. Courant 1895, no. 39; L.A. van Langenraad, Nog een bijzonderheid uit de Vaderl. kerkgesch. in Kerkel. Courant 1895, no. 51; M. Schoock, De bonis vulgo Ecclesiasticis dictis (Gron. 1651) 444; Werken der Marnixvereeniging S. III, D. II, 161; Zanchius Liber epistolarum II in Opera Omnia (Gen. 1649) T VIII, 171a; Borgeaud, Histoire de l' Université de Genève (Genève 1900) 108 n. 1; H. Hamelmann, Opera Genealogico-historica, de Westphalia et Saxonica inferiori (Lemgoviae 1711) 1020; H.Q. Janssen, De kerkhervorming in Vlaanderen I (Arnh. 1868) 71; J.W. te Water, Historie van het verbond der Edelen III (Middelb. 1795) 333-338; H.C. Rogge,
Caspar Coolhaes (Amst. 1865) 125, 174 n. 9, 182; van Lennep, Gaspar van der Heyden (Amst. 1884) 111, 156 n. 1; Toepke, Die Matrikel der Universität Heidelberg (Heidelb. 1884-1907) II sub 19 Nov. 1567 et 13 Juni 1572; Bergmann, Geschiedenis der stad Lier 614; Rachfahl, Wilhelm von Oranien und der Niederländische Aufstand II (Halle 1908) 130, 133, 150, 153, 167, 245, 432 v.v.; J.H. Hessels, Ecclesiae Lond.-Bat. Archivum III (Cantabr. 1897) nrs. 488, 494, 555, 604; A.A. van Schelven, De Nederduitsche Vluchtelingenkerken ('s Grav. 1908) 245, 330-332, 438 v.v.; Archiv der Deutsch-Reformierten Kirche Frankfurt am Main, Presbyterial-protocolle sub 26 Sept. 1572; Stadtarchiv Frankenthal, Rathsprotocolle sub 27 Apr. 1574.
Voor de relatie van Tilius met Beza zie Th. Beza, Epistolae (Ed. 2a 1575) no. 2; [Heinsius-Bertius] Illustr. et claror. virorum Epistolae Centur. II nos. 2, 5, 8, 11, 14, 17, 20, 22. Nog ongedrukte brieven van Tilius bevinden zich, voor zoover mij bekend, in de Bibliotheek te Genève (Correspondance Ecclésiast. Bundel 1584-1591, fol. 17; Ms. Fr. 197aa t. 8 f. 70) en in het Archief der Ned. Herv. kerk te Delft (Afd. III Letter B no. 66), waar zich ook een brief van Bastingius bevindt, dd. 22 Aug. 1578 uit Antwerpen verzonden namens den kerkeraad aldaar om van Til als predikant te mogen hebben.
van Schelven