waartoe alle vijf utrechtsche predikanten behoorden. Ofschoon de leerstellige en politieke verdeeldheid vooral sinds 1610 ook in Utrecht zich deed gelden, streefde Taurinus met kracht en succes naar eenheid en verzoening. De stadsregeering steunde hem daarin krachtig. In de Synode van 1612 werd door zijn invloed de kerkorde van het Sticht vastgesteld, en daarmede het beginsel der verdraagzaamheid, dat in Holland niet tot zijn recht kon komen, zonder strijd in toepassing gebracht. Hij deelde voortaan geheel in den strijd en den nood der Remonstranten. Anoniem schreef hij het vlugschrift de Brandclock, en, onder den schuilnaam Geeraard van Vriburgh, de Cleynen Weghwijzer. Verscheidene andere gaf hij uit met zijnen naam. In het centrum van het Calvinisme, Amsterdam, zweepte men het grauw tegen hem op, zoodat het hem in 1614 bij een kort verblijf aldaar op straat aanrandde. In schotschriften werd hij beschimpt. Plancius hekelde hem op den kansel. Hij werd voor den ‘Utrechtschen stier’ gescholden. In 1616 verscheen van zijn hand een belangrijk en lijvig werk over De onderlinghe verdraagsaamheydt, een breede studie over het standpunt en het recht der Remonstranten. Van historisch belang is ook zijn studie Nasporingh (1617), waarin de kerkelijke politiek van prins Willem I grondig wordt behandeld. Maar geen geschrift heeft zulk een politieke beteekenis gehad als zijn anoniem verweer tegen de rede van den engelschen gezant Carleton waarin deze namens den Koning partij trok voor de Calvinisten, onder den titel Weeghschael in 1617 verschenen en overal gelezen. Het is geen pamflet, maar een grondig, ernstig pleidooi van groote kracht. Maar Carleton beschouwde het als een beleediging den Koning
aangedaan, wiens dwalingen zoo openlijk werden aangetoond. De kentering in de politiek en de naderende ondergang zijner partij maakte allengs zijn toon scherper. Hij verborg zich toen achter den schuilnaam Theophilus Phileleutherus. Talrijke pamfletten werden nu vooral tegen hem gericht. De staatsgreep van Maurits en de gewelddadige omkeer in heel het land was ook voor de Remonstranten te Utrecht noodlottig. De nieuwe regeering stond de Nationale Synode toe, die de Remonstranten in de laatste jaren slechts hadden getracht tegen te houden, omdat het een partijrechtbank dreigde te worden. Taurinus had zich bij het optreden van Maurits te Utrecht met Ledenbergh naar Gouda begeven, keerde wel terug, maar vluchtte, toen hij van Oldenbarnevelts gevangenneming hoorde, 3 Sept. uit de stad naar Zalt-Bommel, rechtvaardigde zich in geschriften en verklaarde zich bereid onder belofte van vrijgeleide voor den rechter te verschijnen.
Intusschen was bekend geworden dat hij de schrijver van de Weeghschael was. Hij werd afgezet en ingedaagd; zijne vrouw, Beatrix van Wijngaerde, bleef nauwelijks voor den honger bewaard. Taurinus trok naar Antwerpen, waar hij ernstig ziek werd. Stervend verklaarde hij, dat hij alleen de schrijver van de Weeghschael was. Hij stierf 22 Sept. 1618, getroost in zijn geloof, in de armen van zijn vriend Wtenbogaert, die hem in een schoonen brief waardig herdacht (Brieven van versch. vermaerde en geleerde mannen 11).
Zijn portret is gegraveerd door H. Bary.
Vgl.: H.C. Rogge, Jac. Taurinus in Archief voor Ned. kerkgesch. 1888, 105; dez., Bibl. van Remonstrantsche Geschriften, in voce.
Groenewegen