[Swinderen, Theodorus van]
SWINDEREN (Theodorus van), hoogleeraar en schoolopziener te Groningen, geb. ald. 13 Sept. 1784 en overl. ald. 11 Apr. 1851. Zijn ouders waren Wicher van Swinderen en Johanna Margaretha van Beveren. Na van 1799 tot 1806 aan de hoogeschool zijner geboorteplaats eerst in de wis- en natuurkunde, daarna in de letteren en rechten gestudeerd te hebben en ook in die drie faculteiten gepromoveerd te zijn, werd hij in 1807 tot schoolopziener en in 1814 tot hoogleeraar in de natuurl. historie benoemd. De titels zijner diss. zijn: Dissertatio Juris Groningani de famulis domesticis (1805); Dissertatio de atmosphera ejusque in colores actione (1805) en De Legibus (1806); de beide eerste werden in 't Hoogduitsch vertaald. Hij stichtte te Gron. het Museum voor Natuurl. historie en gaf een Naamlijst van voorwerpen in het Academisch museum in 't licht (1822), gevolgd door een Wegwijzer in het museum (1828). Zijn grootste beteekenis heeft van Swinderen echter als schoolopziener, welk ambt hij 44 jaar met de grootste toewijding heeft bekleed. Met Hofstede de Groot e.a. te Groningen was hij een der steunpilaren en hoofdleiders van het in 1842 opgerichte Ned. Ond. Genootschap. Hij was gehuwd met G.A.J. barones van de Merwede, stierf echter zonder kinderen na te laten.
Van zijne geschriften noemen wij: Beknopte beschrijving der inrichtingen van het openbaar onderwijs in Frankrijk (1811); Ontwerp van een verbetering van 't schoolwezen in de prov. Groningen (1822); Verzoekschrift betrekkelijk het lager onderwijs, ingezonden aan de 2de Kamer der Stat.-Generaal (1829); Redevoering over de schoolwet van 1806 vergeleken met de schoolverordeningen van andere landen (1846); Bijdragen tot de geschiedenis der schoolverbetering, inzonderheid in de prov. Groningen (1847); Het lager schoolwezen te Leeuwarden aan Groningen en andere groote steden in Nederland ter navolging voorgesteld (1847); Een dubbel contrast tusschen Nederland en de andere volkeren van Europa in deze dagen (1848) en Eenige denkbeelden over schoolpligtigheid en kosteloos onderwijs (1849). Met B.H. Lulofs schreef hij een levensbericht van J.J. Modderman, met M.J. Adriani een van H. Wester; voorts bezorgde hij levensberichten van J. Baart de la Faille, H. Muntingh en andere bekende tijdgenooten.
Een complete verzameling zijner werken is in de bibl. van de Mij. der Nederl. Letterk. te Leiden.
Zijn portret is o.a. gegraveerd door C.C. Fuchs naar W. Lubbers en op steen geteekend door C.C.A. Last.
Zie: Hand. Letterk. 1851, 74.
Zuidema