zijn in de elf deelen vervat, die van het 3de deel van Sept. tot het 4de van Oct. loopen.
Als een zijner beste commentaren, waarin vooral zijn helder verstand en zijn critische blik uitkomen, moet die over den H. Nicolaus Tolentinus beschouwd worden. Heel wat wonderbare verhalen uit het leven van St. Remigius en van den H. Franciscus worden door hem uit het rijk der geschiedenis verwezen, o.a. dat van de duif, die de ampul tot zalving van Clovis aanbracht. Om de Acta Sanctorum toegankelijker te maken, stelde hij een uitvoerigen Index er voor samen; door zijn reis met p. Stilting (kol. 1376) in 1752 ondernomen, verrijkte hij de bibliotheek der Bollandisten met een groot aantal geschriften.
Op het einde van zijn leven overvielen hem verschillende pijnlijke ziekten, die hij met de grootste gelatenheid verdroeg.
Een brief: Lettre de Const. Suyskens à Pierre Ruffin, abbé de Vaucelles, is uitgegeven in Le Glay, Nouveaux Analectes ou documents inédits pour servir à l'histoire (Paris 1852).
Vgl.: Acta Sanctorum Oct. IV (Paris. 1867); C. Sommervogel, Bibliothèque d.l. Comp. de Jésus (Bruxelles 1890-98) VII, 1723.
Derks