der cav. in ned. dienst, doch weldra werd hij op nonact. gesteld; in 1817 overgepl. bij het leger in Indië, doch afgekeurd en eervol ontslagen. In 1820, in zijn rang hersteld, vertrok hij naar Batavia; in 1824 bij keuze benoemd tot kolonel, vertrok hij in 1830 naar Ned., werd daar benoemd tot gen.-maj., comm. van het leger, trad in 1835 af en werd toen gepensionneerd.
Behalve de krijgsverrichtingen in franschen dienst (1806-15) heeft de Stuers er eenige medegemaakt in Indië in 1822-23 ter Westerafdeeling van Borneo, in 1824 in Zuid-West Celebes. In dit jaar werd hij henoemd tot hoofd van het burgerlijk en militair bestuur ter Sumatra's Westkust, waar hij - ten gevolge van den Java-oorlog weldra bijna geheel van mil. steun ontbloot - zich met veel beleid wist te handhaven, maar niet voorkomen kon, dat de macht der vijandige partij (de Padri's) zich ten koste van de onze uitbreidde. Na afloop van den Java-oorlog - en na de Stuers' altreden - bleek het dan ook dringend noodig, weder krachtiger op te treden dan in de laatste jaren mogelijk was geweest.
De Stuers werd in 1823 benoemd tot Ridder M.W.O. 3e kl.
Geschriften: De vestiging en uitbreiding der Nederlanders ter W.K. van Sumatra, uitgegeven door P.J. Veth (Amst. 1859-50). De in zijn bezit zijnde stukken over de W.A. van Borneo, dien geleerde ter hand gesteld, gaven dezen aanleiding tot de samenstelling van Borneo's Westerafdeeling (Z.-Bommel 1854-56). Over de exp. op Zuid-Gelebes schreef de Stuers in Tijds. v.N.I. 1854.
Hij huwde: 1o. 15 Oct. 1830 jkvr. Cornelie Catherine Antoinette Pauline de la Court; 2o. 28 Aug. 1838 Hortense Josephine Constance Beyens.
Zijn portret is op steen geteekend door J.A. Daiwaille.
Zie over zijn bestuur ter Sum. W.K.: E.B. Kielstra, Sum. Westkust van 1826-35 in Bijdr. Kon. Inst. v.d. T.L. en Vk. van N.I. 5e vlg., II-IV; over den invloed, dien hij later op den gang van zaken ter S.-W.K. trachtte uit te oefenen - en ook, in 1841, uitoefende - id. van 1841-49 in Bijdr. 5e vlg. VI.
Kielstra