[Steeghius, Godefridus]
STEEGHIUS (Godefridus), of Stechius, Versteegh, geb. te Amersfoort, had omstreeks 1600 het toppunt van zijn roemvolle loopbaan bereikt. Hij had gestudeerd in Leuven, Montpellier en Parijs en vestigde zich toen te Nijmegen als stadsgeneesheer. Spoedig echter gaf hij gehoor aan den bisschop van Würzburg, Julius Echter von Mespelbrunn en werd diens lijfarts. Ook hier bleef hij niet lang maar kwam weldra in dezelfde positie aan het hof van keizer Ferdinand I. Diens opvolgers Maximiliaan II en Rudolf II schonken hem hetzelfde vertrouwen, de laatste benoemde hem zelfs tot zijn kamerheer en tot comes palatinus.
Hij heeft geschreven: Descriptio fontis medicati Kissegensis; Tractus de peste (Wirceburgi, 1597); Ars medica (Francoforti 1606).
Zijn portret is in 1608 gegraveerd door Eg. Sadeler.
Zie: H. Conring, In universam artem medicam singulasque ejus partes Introductio, etc. (Helmestadie 1687); C.E. Daniëls in Lexikon d. hervorragenden Aerzte e.i.
A. Geyl