[Sorgen, Willem George Frederik Adriaan van]
SORGEN (Willem George Frederik Adriaan van), novellist en tooneelschrijver, 29 Mei 1844 te Zuilen geb. en 3 Febr. 1898 te Utrecht overl. Zijn ouders waren David Amelius Adrianus van Sorgen, ontvanger bij de directe belastingen, en Johanna Wilhelmina Römer. Reeds op zijn 15de jaar verloor hij zijn vader; hij werd toen gehuisvest bij dr. Ekker te Utrecht, waar hij eerst het gymnasium en toen de hoogeschool bezocht. Al vroeg voelde van Sorgen zich aangetrokken door de fraaie letteren, tooneel en muziek. Schimmel, van Lennep, Beets en Vondel waren zijn lievelingsschrijvers; een bijdrage in poëzie of proza voor den studentenalmanak te schrijven behoorde tot zijn aangename bezigheden. Piano en orgel bespeelde hij zoo goed, dat de organist der Domkerk hem des zondags zijn kostbaar instrument toevertrouwde ter begeleiding van het kerkgezang. 17 Maart 1869 promoveerde van Sorgen tot Mr. in de rechten op een diss. De acte van beschuldiging en dagvaardingen in strafzaken.
Na zijn promotie vestigde van Sorgen zich als advocaat te Utrecht, waar hij een drietal jaren tevens op de griffie werkzaam was. Doch de rechtsgeleerdheid trok hem slechts matig aan; muziek en tooneel bleven bij voortduring zijn lievelingsstudiën. In 1871 was hij in het huwelijk getreden met Johanna Catharina Ragay, die hem twee zonen schonk, beiden even muzikaal als hunne ouders. Ook voor het tooneel heeft van Sorgen veel gedaan. Met Schimmel, Wertheim, Nierstrasz en Browne zat hij in den Raad van Beheer der Vereeniging ‘Het Nederl. Tooneel’, waarvan hij jaren lang de artistieke leider was. Tal van reizen liet hij zich welgevallen om zelf de opvoeringen der Vereeniging in Amsterdam en elders bij te wonen, vaak meer dan voor zijn asthmatisch gestel dienstig was. Voorts was hij geruimen tijd tooneelverslaggever van het Prov. en Sted. Utrechtsch Dagblad. Een bijzondere voorliefde voelde hij voor de opvoering van classieke stukken: de vertooning door het Ned. Tooneel van Sophocles' Koning Oedipus (naar de vertaling van van Herwerden), Shakespeare's Getemde feeks (vert. v. Burgersdijk) en Vondels Gijsbrecht van Amstel was voor een goed deel zijn werk. Als dramatisch auteur is van Sorgen bekend door zijn tooneelstukken: Een kop chocolade, Een nieuwe dokter, De van Dalens van Poelwijk en Samuel Coster te Utrecht, welk laatste stuk in 1882 bij de opening van den nieuwen schouwburg in de bisschopsstad met veel succes werd opgevoerd. De drie eerstgenoemde waren een tijdlang bij de rederijkerskamers van dien tijd zeer gezocht. Hij werd 1885 lid van de leidsche Maatsch. der Ned. Letterk. en in 1892 lid van het Prov. Utrechtsch Gen. v.K. en W. Als
schrijver is hij niet het minst bekend door zijn werk De tooneelspeelkunst te Utrecht en de Utrechtsche schouwburg (1885); verder door zijn Viertal Novellen in de Guldens-editie v. 1876; Oom George (1879); Klaartje (1883; 2de dr. 85); Porcelein (1889; 2de dr. 1890, 2 dln.); en Mr. de Breul van Oosthuyzen 2 dln., zijn laatste en beste roman (1895).
Van Sorgen was medeoprichter en medebestuurder van den ‘Nederl. Schrijversbond’, aanvankelijk ‘Bond van Nederl. Letterkundigen’ genoemd; met jhr. A.G.L. Ridder van Rappard redigeerde hij het te Utrecht verschijnende tijdschrift De Kunstkring, en verder schreef hij nog novellen e.a. belletristische bijdragen in de tijd-