neeskundige studiën gedaan te hebben, legde hij zich op de godgeleerdheid toe en behaalde het baccalaureaat. Na eerst te Meerbeeck en daarna te Leuven (S. Jacobus) in 1535 de pastorale bediening te hebben uitgeoefend, verkreeg hij in 1536 het licentiaat en 23 Aug. 1539 het doctoraat in de godgeleerdheid.
In Febr. 1543 werd Sonnius tot rector-magnificus der Universiteit gekozen en kort daarna tot gewoon hoogleeraar in de godgeleerdheid benoemd. Dit ambt was hem dierbaarder dan de waardigheid van deken der S. Pancratius of Hooglandsche kerk te Leiden, welke hem door Karel V in 1551 was aangeboden. Hij nam deze waardigheid dan ook niet aan. Hij was een der beste theologen, die in 1547 en 1551 aan het Concilie van Trente deelnamen. In 1557 was hij ook te Worms als theoloog tegen de lutheranen opgetreden (‘Colloquium Wormatiae’). Kort tevoren ontving hij zijne benoeming tot kanunnik van Utrecht (kathedraal).
Hij nam levendig deel aan de voorbereiding der oprichting van de bisdommen in de Nederlanden, daar hij door Philips II naar paus Paulus IV afgevaardigd was. 10 Maart 1560 werd hij de eerste bisschop van 's Hertogenbosch, en ontving van kardinaal Granvelle te Mechelen in 1562 de bisschoppelijke wijding. 16 November 1562 werd hij plechtig geïntroniseerd door zijn procurator.
Twee dagen na zijne intronisatie kwam hij in den Bosch, waar hij zich geen spaansch-gezinde toonde. Hierin ligt dan ook de reden zijner spoedige overplaatsing naar Antwerpen, waar hij 1 Mei 1570 zijn intrede hield als eerste bisschop. Sonnius leefde hier meer onder de oogen van Granvelle dan te 's Hertogenbosch.
Zijn benoemingsbul tot bisschop van Antwerpen voert den datum van 13 Maart 1569 en draagt den naam van paus Paulus V.
In 1571 en later richtte Sonnius te Antwerpen de eerste provinciale kerkvergaderingen in de Nederlanden in.
Nadat in 1562 zijn beroemd werk: Demonstrationum religionis christianae ex verbo Dei Lib. III te Antwerpen verschenen was, kondigde hij 23 Oct. 1565 de besluiten van het Concilie van Trente in zijn bisdom af. Het kapittel van zijne kathedraal in den Bosch werkte hem hierbij uit alle macht tegen: de priesters en kloosterlingen echter volgden met trouw de stem van hun bisschop. In 1567 gaf hij te Leuven eene apologie uit getiteld: Succincta demonstratio errorum confessionis calvinisticae, recens per has regiones spersas, ten behoeve zijner onderhoorige priesters.
Zijn zinspreuk was: ‘Sine onere nihil’.
In het Museum te Antwerpen hangt zijn in 1575 geschilderd portret. Ook is hij gebeeldhouwd op het grafmonument in de Kathedraal te Antwerken. Th. Galle heeft zijn portret gegraveerd voor de Icones van Miraeus.
Vgl.: J.A. Coppens, Nieuwe Beschrijving van het Bisdom van 's Hertogenbosch I ('s Hertogenbosch 1840) 218-23; L.H.C. Schutjes, Kerkelijke Geschiedenis van het Bisdom 's Hertogenbosch II (den Bosch 1872) 97-105; Analectes pour servir à l'histoire ecclésiastique de la Belgique 2e Série: II, 106; Foppens, Historia episcopatus Silvaeducensis (Brux. 1721) 85; dez. Hist. Antwerpiensis, 58; Annuaire de l' Université de Louvain 1840, 1851; Bulletin de la Commission Royale d'histoire XLVI (1850) 117; J.H. van Heurn, Historie der stad en Meyerye van 's Hertogenbosch (1778) II, 13; Chronycke van Antwerpen, Ao. 1500-1575 (Antwerpen 1843) fol. 219;