Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 2
(1912)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1337]
| |
studeerde aan de hoogeschool te Douai in de letteren, geschiedenis en rechtsgeleerdheid en verwierf aldaar den graad van licentiaat of doctor in de beide rechten. Twee of drie jaren fungeerde hij als secretaris van den gezant Cornelius Schepperus te Parijs. In Vlaanderen teruggekeerd zijnde, benoemde Karel V hem tot extra-ordinaris raadsheer in het Hof van Holland (1543), twee jaren later tot ordinaris raadsheer, Tevens was hij bibliothecaris des keizers en van koning Philips II (titels staan op straks te noemen werk vermeld). Nog op jeugdigen leeftijd werd hij bij diplomatieke zendingen medegezonden naar Constantinopel, naar het hof van Frans I van Frankrijk, naar Spanje, naar den roomsch-koning Ferdinand van Hongarije en Bohemen. Later vervulde hij vertrouwelijke missiën tusschen den keizer en diens zuster Margaretha, landvoogdes der Nederlanden. Na zijn verheffing tot paltzgraaf 8 Nov. 1544 werden hem vele rechten toegekend. Door zijn huwelijk met Johanna Pous van den Binckhorst ende van Hodenpijl, gezegd van Barlaymont vrouwe van den Binckhorst, verkreeg hij in 1550 het kasteel en de heerlijkheid de Binckhorst, gelegen tusschen 's Gravenhage en de Geestbrug. Men schrijft hem buitengewone bedrevenheid toe in de grieksche taal en veel lust voor oudheidkunde. Volgens het gebruik dier tijden latiniseerde hij zijn naam in Zenocarius. Hij schreef: De Republica, vita, moribus, rebus gestis, fama, religione, sanctitate, Imperatoris Caesaris Augusti Quinti Caroli Maximi Monarchae (Brugis 1559, Gandavi 1560, Antv. 1590 herdr. 1560 en 1596). Zie: Val. Andreas, Bibl. Belg. 336; Foppens, Bibl. Belg., I, 426; Ant. Sanderus, de Brugensibus claris, 36, 37; F. van der Haeghen, Bibl. gantoise I (Gand. 1858). de Bas |
|